Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 11 september 2012, nrs. 11/00528 en 11/00529, betreffende aanslagen in de reclamebelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. Het beroep was gericht tegen de handhaving van aanslagen in de reclamebelasting door de gemeente Voorst voor de jaren 2009 en 2010. Na bezwaar tegen de aanslagen heeft de heffingsambtenaar de aanslagen gehandhaafd, waarna de Rechtbank te Zutphen de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd.
In cassatie heeft belanghebbende een middel voorgesteld, waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst een verweerschrift heeft ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop het College weer een conclusie van dupliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om verder te motiveren, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 12 juli 2013 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.