Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
253.016
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
- Het hoger beroep is voor wat betreft de jaren 2002 en 2003 gegrond en de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de jaren 2002 en 2003 moet worden vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. De uitspraak van de Rechtbank voor de jaren 2004 en 2006 moet worden bevestigd;
- De navorderingsaanslag voor het jaar 2002 moet worden verminderd tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 152.330, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.093.827 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 367.495;
- De aanslag voor het jaar 2003 moet worden verminderd tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 111.786, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.137.655 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 271.362.
5.Beslissing
- verklaart de hoger beroepen voor de jaren 2002 en 2003 gegrond;
- verklaart de hoger beroepen voor de jaren 2004 en 2006 ongegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de (navorderings)aanslagen voor de jaren 2002 en 2003, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten;
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de aanslagen voor de jaren 2004 en 2006;
- verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur voor de jaren 2002 en 2003 bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur voor de jaren 2002 en 2003;
- vermindert de navorderingsaanslag voor het jaar 2002 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 152.330, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.093.827 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 367.495;
- vermindert de aanslag voor het jaar 2003 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 111.786, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.137.655 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 271.362;
- veroordeelt de minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van de immateriële schade die belanghebbende na verwijzing heeft geleden tot een bedrag van € 500, en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding in hoger beroep van in totaal € 768.