Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
'in vereniging'plegen van geweld vereist de uitleg daarvan twee onderling nauw samenhangende voorwaarden, namelijk dat de verdachte in samenwerking met een ander of anderen deel heeft uitgemaakt van het samenwerkingsverband dat het openlijke geweld heeft gepleegd en een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. Voor wat betreft de laatstgenoemde voorwaarde geldt blijkens de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209, dat ter zake van het
'in vereniging'leveren van een bijdrage aan het plegen van geweld tegen personen of goederen sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, het getalsmatig versterken, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die
'in vereniging'geweld pleegt. Voor een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld is evenwel niet nodig dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld beginnen (zie HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132). Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen, is meer dan het slechts getalsmatig versterken van een groep (zie HR 8 februari 2011, NJ 2011/82).
'medeplegen'vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval, zoals ook in bovengenoemde arresten is benadrukt. Het beslissingskader zoals dat is neergelegd in de hierboven genoemde arresten kan, met begrippen die niet steeds precies van elkaar af te grenzen zijn, niet anders dan globaal zijn. Dat hangt enerzijds samen met de variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen, waarbij ook de aard van het delict een rol kan spelen. Anderzijds is van belang de variëteit in de mate waarin die concrete omstandigheden kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. ECLI:NL:HR:2016:1315 en ECLI:NL:HR:2016:1323).
'in vereniging'– een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. In art. 141 Sr is dat het geval. De rechter zal derhalve moeten beoordelen of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, zoals hiervoor is overwogen, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320). De wetgever stelt dienaangaande dat de keuze voor de woorden «in vereniging» tot uitdrukking brengt dat het medeplegen van openlijke geweldpleging een wat eigen karakter houdt. ‘Bij openlijke geweldpleging is het uitgangspunt een vrij ongestructureerd samenwerkingsverband van enkele tientallen personen, dat veel minder planmatig te werk gaat.’ Zie Kamerstukken II 1998/99, 26 519, nr. 3, p. 1 en 4).