Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6881046 VV EXPL 18-28)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
grief Iklaagt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte de volgens [appellante] onjuiste mededeling van de gemachtigde van [geïntimeerde] , inhoudende dat vanwege het niet nakomen van een na de zitting getroffen regeling door [appellante] alsnog vonnis werd gevraagd door [geïntimeerde] , heeft laten meewegen in haar beoordeling.
Grief IIis gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening. Met
grief IIIklaagt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat, gelet op de huurachterstand na datum dagvaarding en de betalingsgeschiedenis, voorshands voldoende aannemelijk was dat de vordering van [geïntimeerde] in de bodemprocedure zou worden toegewezen, en daarmee - aldus [appellante] - ten onrechte een voorschot heeft genomen op de beoordeling in de bodemprocedure.