“(…) U hebt niet of niet geheel aan mijn informatieverzoeken voldaan. Op 7 januari en 16 maart 2015, tijdens het boekenonderzoek bij de BV, heb ik uw adviseur, de heer [C] , vragen gesteld over de lening van mevrouw [A] aan u en de leningen van de derden aan u. Op 30-1-2015 heb ik u en uw adviseur schriftelijk vragen gesteld. Hierop heb ik van uw adviseur op 24 februari 2015 gedeeltelijk antwoord gekregen. Op 25 maart heb ik u en uw adviseur schriftelijk vragen gesteld. Hierop heb ik van uw adviseur op 20 juli 2015 gedeeltelijk antwoord gekregen. Op 11 augustus heb ik u en uw adviseur schriftelijk vragen gesteld en heb ik u tevens gewezen op de verplichtingen die u heeft, op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, om mij de gevraagde informatie en bescheiden te verstrekken. Op deze vragen heb ik geen antwoord gekregen. Wel heeft uw advocaat, de heer [D] , in zijn brief van 25 augustus aangegeven vooralsnog geen antwoord te willen geven op mijn vragen. Op 10 september 2015 hebben mijn collega en ik een gesprek gevoerd met u, uw adviseur en uw advocaat, naar aanleiding van mijn aankondiging van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2009. Tijdens dit gesprek is uitgebreid gesproken over de bovengenoemde leningen. Aan het eind van dat gesprek heb ik u en uw adviseur gevraagd of u alsnog bereid was antwoord te geven op de eerder door mij gestelde vragen welke door u nog niet of niet volledig waren beantwoord. Uw adviseur gaf aan van mening te zijn dat hij en u niet verplicht zijn op mijn vragen te antwoorden. In reactie daarop heb ik nogmaals uitgelegd dat beantwoording van de vragen van belang is voor de beoordeling van de fiscale consequenties van de hierboven genoemde feiten. Maar desondanks heeft u geen antwoord gegeven op mijn vragen.”
2.9.1.Samengevat gaat het om de volgende vragen en verzoeken:
1. Een overzicht van de gelden ontvangen van mevrouw [A] met de data waarop ze zijn ontvangen en hoogte van de bedragen die per keer werden ontvangen.
2. Is er aangifte gedaan, en zo ja waar en wanneer, bij de douane van de invoer van contant geld vanuit Hongkong?
3. Inzage in belanghebbendes paspoort(en), vliegtickets en aankoopbewijzen waaruit blijkt dat hij in Hongkong is geweest.
4. Op welke data is [A] in Nederland geweest?
5. Waarom heeft belanghebbende in de boekhouding van de BV laten boeken dat hij vanuit privé gelden naar de bankrekening van de BV heeft overgemaakt ten behoeve van de belastingschulden van de BV, terwijl dit feitelijk onjuist is?
6. Waarop zijn de bedragen van de privéstortingen die op de grootboekrekening 2109 zijn geboekt gebaseerd?
7. Waarom maakten derden in een groot aantal gevallen te veel geld over aan de Belastingdienst?
8. Waarom werden er vaak deelbetalingen gedaan op belastingaangiften en aanslagen?
9. Waarom werden zelfs zeer geringe bedragen door derden aan de Belastingdienst betaald terwijl u op die momenten zelf beschikte over voldoende liquide middelen?
10. Wie zijn de derden die aan de Belastingdienst de belastingaanslagen en aangiften van de BV hebben betaald?
11. In welke relatie staan deze derden tot u of de BV?
12. Op welke wijze werd door u bijgehouden welke bedragen door derden aan de Belastingdienst waren betaald en welke bedragen door u aan hen waren terugbetaald?
13. Op welke data en voor welke bedragen hebben welke personen geld ten behoeve van de BV betaald aan de Belastingdienst?
14. De derden zouden hun geld na verloop van tijd van u terug hebben ontvangen telkens nadat [A] geld aan u ter beschikking had gesteld. Graag ontvang ik een detailoverzicht per derde en per datum van alle terugbetalingen die zijn gedaan aan derden.
15. Van de derden die met hun onderneming klant zijn van de BV wil ik, op grond van artikel 53 AWR graag weten op welke wijze de door hen ten behoeve van de BV aan de Belastingdienst betaalde bedragen in hun administratie is verwerkt?
16. Op welke wijze gaf u de derden instructies om betalingen aan de Belastingdienst te verrichten en de daarbij behorende bedragen en kenmerken? En zijn daar vastleggingen van?