Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd, de Minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.500 en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht aan haar vergoedt.
2.Feiten
–de datum waarop belanghebbende aangifte BPM heeft gedaan ter zake van de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister
–had de auto een kilometerstand van 72.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
nr. 17/02947, ECLI:NL:HR:2018:1695, een toetsingskader heeft gegeven voor beantwoording van de vraag of een auto als nieuw dan wel als gebruikt in de zin van artikel 10, lid 1, van de Wet BPM 1992, aangemerkt moet worden. De Hoge Raad heeft in voornoemde arresten overwogen dat onder een nieuw motorrijtuig moet worden verstaan een motorrijtuig dat na de vervaarding ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank, behoudens de veroordeling van de Minister tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500;
- verklaarthet tegen de uitspraak van de Inspecteur bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
- gelastdat de Minister aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 334 vergoedt; en
- veroordeeltde Minister in de kosten van het geding bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op € 501.