ECLI:NL:GHSHE:2018:1640

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
16/03716 t/m 16/03719
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikkingen en inspanningsverplichting van belanghebbende in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over informatiebeschikkingen die aan de belanghebbende zijn opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die betrokken was bij een Panamese foundation en de [V] Groep, had niet voldaan aan zijn inspanningsverplichting om de gevraagde informatie te verstrekken. De Inspecteur had informatie opgevraagd in het kader van de beoordeling van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2009 tot en met 2012. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikkingen, maar de Rechtbank had zijn beroep ongegrond verklaard. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur redelijkerwijs kon verzoeken om informatie en dat de belanghebbende in staat was om deze informatie te verkrijgen. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een fishing expedition en dat de belanghebbende niet voldoende inspanningen had verricht om de gevraagde informatie te verkrijgen. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd en de belanghebbende werd verplicht om de gevraagde informatie te verstrekken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03716 tot en met 16/03719
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 21 juli 2016, nummers BRE 15/3928 tot en met 15/3931, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde informatiebeschikkingen.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende zijn informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegeven in verband met de beoordeling van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2009 tot en met 2012 (hierna: de informatiebeschikkingen). Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken de informatiebeschikkingen gehandhaafd.
1.2.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45 in de met dit beroep samenhangende zaak met nummer 15/3927. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na de dag van verzending van de uitspraak de door de Inspecteur verzochte informatie te verstrekken.
1.3.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.5.
De zitting heeft plaatsgehad op 15 februari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde [S] , alsmede, namens de Inspecteur, [T] en [U] .
1.6.
Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van belanghebbende behorende bijlagen.
1.7.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.8.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
2.1.
In 2003 heeft belanghebbende samen met zijn toenmalige zakenpartner, [A] , de [V] activiteiten opgestart (hierna: [V] Groep). De activiteiten betroffen het detacheren van personeel aan banken. De juridische structuur, na een herstructurering in 2006, kan als volgt schematisch worden weergegeven (waarbij ‘ [V] ’ telkens is aangeduid met ‘ [V] ’):
2.2.
Op advies van het Haags Juristen College (hierna: HJC) en de Freemont Group heeft in 2007 een verdere structuurwijziging plaatsgevonden. [B] B.V. en [C] B.V. hebben op 25 april 2007 een overeenkomst gesloten met [R] Ltd. (hierna: [R] Ltd.) ten aanzien van de verkoop van de aandelen in [D] Ltd. aan [R] Ltd. Daarbij is [R] Ltd. vertegenwoordigd door belanghebbende als haar bestuurder. De verkoopprijs van de aandelen [D] Ltd. bedraagt in totaal € 300.000, [B] B.V. en [C] B.V. hebben beide recht op € 150.000. Betaling daarvan zal binnen een maand na levering van de aandelen plaatsvinden. Voorts is in de overeenkomst opgenomen dat belanghebbende in dienst treedt bij een van de vennootschappen van de [V] Groep binnen Nederland.
Na herstructurering kan de juridische structuur als volgt schematisch worden weergegeven:
2.3.
[M] is een naar Panamees recht ingestelde Private Foundation en is op [datum 5] 2005 opgericht door [W] Inc., een Panamese vennootschap. De ‘ Foundation Charter ’ (hierna: de Charter ) en de ‘ Regulations ’ (hierna: de Regulations ) van [M] behoren tot de stukken van het geding. ‘ Foundation Council ’ bij oprichting was [AA] Ltd. en ‘resident agent’ was [BB] . Het initiële vermogen bedroeg volgens de akte van oprichting $ 10.000. [M] houdt één aandeel in [N] S.A .
Zowel [N] S.A. als [P] SA zijn in Panama gevestigd. [Q] Ltd. is gevestigd op Cyprus.
[R] Ltd. en [D] Ltd. zijn beide naar Engels recht opgerichte vennootschappen, welke feitelijk in Nederland gevestigd zijn.
2.4.
Binnen [M] zijn afzonderlijke Nexus ingesteld. Blijkens een annex ‘Orderform for Nexus to [CC] ’ is belanghebbende per 10 april 2007 bij Nexus 704 als ‘advisor’ betrokken en is na zijn overlijden als advisor aangewezen [DD] . Uit een annex bij de Regulations volgt dat Nexus 704 geen begunstigden heeft.
2.5.
Tot de gedingstukken behoort een verklaring van 15 oktober 2009 van [EE] , bestuurder van [FF] Ltd., welke op haar beurt bestuurder is van [Q] Ltd. In deze verklaring is vermeld dat belanghebbende geen aandeelhouder is van [J] B.V., [D] Ltd. en [R] Ltd.
2.6.
[R] Ltd. heeft volgens informatie van belanghebbende diverse dividenduitkeringen gedaan aan [Q] Ltd. in de periode tot en met 2 december 2009.
2.7.
Op 14 december 2009 heeft de Foundation Council van [M] besloten tot een uitkering van € 222.102,30 aan belanghebbende. Op 31 december 2009 heeft belanghebbende een bedrag van € 222.102,30 op zijn bankrekening bij de VP Bank te Luxemburg met nummer [nummer 2] ontvangen via de rekening van [GG] Foundation. De bankrekening is geopend op 30 december 2009 en gesloten op 24 februari 2010. Voornoemd bedrag is niet vermeld in enige aangifte van belanghebbende.
2.8.
Op 4 mei 2010 heeft de Foundation Council van [M] besloten tot het doen van een uitkering van € 3.673.39 aan belanghebbende. Op 29 juni 2010 ontving belanghebbende op zijn privébankrekening bij de ING met nr. [nummer 3] een bedrag van € 3.673,39 onder vermelding van: TRANSACTIE [nummer 4] EUR 3.673,39 [GG] [HH] ’. Voornoemd bedrag is niet vermeld in enige aangifte van belanghebbende.
2.9.
Op 4 mei 2010 is Nexus 704 ontbonden. In de ontbindingsbeslissing is vermeld dat Nexus 704 op dat moment geen bezittingen van significante waarde heeft.
2.10.
Op 30 oktober 2012 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek aangekondigd naar de ingediende aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Bij brief van 15 april 2013 is de reikwijdte van het onderzoek uitgebreid naar de ingediende aangiften inkomstenbelasting 2008 tot en met 2012 van (onder meer) belanghebbende. Naar aanleiding van het lopende onderzoek heeft de Inspecteur op 25 oktober 2013 onder andere aan belanghebbende gevraagd of hij betrokken is geweest bij een trust of foundation en of hij toegang heeft tot buitenlandse bankrekeningen.
2.11.
Op 15 november 2013 heeft belanghebbende hierop onder meer geantwoord dat hij in het verleden betrokken is geweest bij een foundation en dat van [GG] Foundation een schenking is ontvangen. Als bijlage bij de brief zijn onder meer rekeningafschriften van VP Bank te Luxemburg (zie 2.7) en ING (zie 2.8) gevoegd.
2.12.
Bij brief van 11 december 2013 heeft de Inspecteur op grond van artikel 47 van de AWR 34 vragen gesteld aan belanghebbende over (onder meer) zijn betrokkenheid bij een trust of foundation, [GG] Foundation, VP Bank en het door de Inspecteur gemaakte structuurschema. In het bijzonder zijn (onder meer) de volgende vragen gesteld:
“b. Gegeven van de aanbieder
22. We willen het (de) aankoopbewij(s)(zen) van de nieuwe [V] Groep zien afkomstig van HJC en/of Freemont.
23. Tevens willen we alle correspondentie zien met betrekking tot de aankoop genoemd in onderdeel 1, de structuur.”
2.13.
Tijdens een bespreking op 23 december 2013 heeft belanghebbende een toelichting gegeven aan de Inspecteur over het ontstaan van de nieuwe [V] Groep. Tevens heeft belanghebbende aan de Inspecteur stukken verstrekt, waaronder de Charter en de Regulations van [M] , een blad met als opschrift ‘department of inland revenue — income tax, computation of temporary tax by legal persons, year of assessment 2010’ met betrekking tot [Q] Ltd., een overzicht van VP bank, twee besluiten van uitkering van de [M] en afschriften van twee bankrekeningen.
2.14.
Op 3 februari 2014 heeft belanghebbende documenten verstrekt inzake [M] , waaruit blijkt dat hij op 10 april 2007 advisor was van Nexus 704 (zie 2.4) en dat Nexus 704 op 4 mei 2010 is opgehouden te bestaan en dat er geen bekende baten meer aanwezig zijn (zie 2.9). In de bescheiden is vermeld dat de Foundation Council van Nexus 704 binnen [M] in 2009 heeft besloten een gift van € 226.000 aan belanghebbende te doen en vervolgens tot uitkering (daarvan) aan belanghebbende voor een bedrag € 222.130,30 in 2009 en voor een bedrag van € 3.673,39 in 2010.
2.15.
Bij brief van 20 maart 2014 heeft de Inspecteur informatie bij belanghebbende opgevraagd onder meer over zijn betrokkenheid bij Nexus 704 binnen [M] en [GG] Foundation. In dat kader heeft de Inspecteur, voor zover van belang, de volgende vragen gesteld:
“1. lk verzoek u alle Annexes ter inzage te verstrekken en een kopie van alle oprichtingsbewijzen (Vraag 2, vraag 5 en vraag 21 in de brief 11 december 2013). Deze heb ik tot op heden niet ontvangen. Uit de Regulations blijkt dat er meerdere Annexes moeten zijn:
• The first annex will show the advisor and the advisor after death.
• Subsequent annexes will create for each of the individual Nexus Assets held. These Annexes show the beneficiaries of the individual Nexus assets [V] well [V] the assets held.
2. U geeft aan dat u nimmer heeft gecorrespondeerd met het doelvermogen waarbij u betrokken bent (vraag 6 in de brief van 11 december 2013). U gaf aan dat u telefonisch contact heeft opgenomen met de Council voor het doen van een uitkering (vraag 15 in de brief van 11 december 2013). lk wil u nogmaals verzoeken om alle correspondentie ter inzage te verstrekken en om een afschrift van alle correspondentie rondom de uitbetalingen van de Nexus 704 binnen de [M] .
De met de schenkingen corresponderende "resolutions" zijn overgelegd. Uit het feit dat u in de hoedanigheid van oprichter, adviseur en begunstigde betrokken bent (geweest) bij de Nexus 704 binnen de [M] , leid ik of dat u in de positie bent om een informatie verzoek te doen om gegevens te verkrijgen over de Nexus 704 binnen de [M] . Gelet op het voorgaande en gelet op het belang dat met een dergelijk verzoek tot uitkering gemoeid is, acht ik op dit moment niet aannemelijk dat er geen schriftelijke of digitale stukken bestaan aangaande uw betrokkenheid bij de Nexus 704 binnen de [M] en de uitkeringen hiervan. Graag nodig ik u nogmaals uit om de gevraagde informatie te verstrekken.
Zo u zelf niet beschikt verzoek ik u zich in te spannen om de informatie aan mij te verstrekken en hiervoor derden te benaderen. lk wijs u in dit verband op onderstaande:
- Als adviseur heeft u recht op informatie op grond van Charter (zie o.a. section 14) en de Regulations (zie o.a. punt 'whereas' en artikel 4 en 7 Regulations ).
- Als Begunstigde (welke u ten minste was in 2009 en 2010) heeft u recht op informatie op grond van de Charter (section 11) en de Regulations (zie o.a. artikel 4 en 8 Regulations ).
Graag afschriften van alle inspanningen die u (of Paritax International Taxadvisors danwel anderen namens u) op het punt van het verkrijgen van de verzochte informatie heeft (hebben) verricht.
3. lk wil u nogmaals verzoeken om afschriften van de vergaderingen en verslagen van de Nexus 704 binnen de [M] waarbij u betrokken bent (vraag 10 in de brief van 11 december 2013). U heeft aangegeven hierover geen beschikking te hebben, maar ik wil u wijzen op hetgeen ik hieromtrent vermeldt bij vraag 2 in deze brief, tweede alinea.
4. lk wil u nogmaals verzoeken om de jaarstukken ter inzage te verstrekken van de Nexus 704 binnen de [M] . U heeft aangegeven hierover geen beschikking te hebben, maar ik wil u wijzen op hetgeen ik hieromtrent vermeldt bij vraag 2 in deze brief, tweede alinea.
5. lk wil u nogmaals verzoeken om de openingsbescheiden en kopieën van dagafschriften te verstrekken van de Nexus 704 binnen de [M] (Vraag 12 in de brief van 11 december 2013). U heeft aangegeven hierover geen beschikking te hebben, maar ik wil u wijzen op hetgeen ik hieromtrent vermeldt bij vraag 2 in deze brief, tweede alinea.
6. We verzoeken u alsnog vraag 22 en 23 in de brief van 11 december 2013 te beantwoorden omdat we hierop nog geen reactie hebben ontvangen.
Verder hebben we vastgesteld dat we nog enkele informatie van u nodig hebben:
7. Graag ontvang en wij de ontvangstbewijzen van de twee uitkeringen van de Nexus 704 binnen de [M] . Weliswaar heeft u twee ontvangstbewijzen (€ 222.102,30 van 31-12-2009 VP Bank en 3.673,39 van 29 juni 2010 ING Bank) verstrekt echter deze uitkeringen zien op [GG] Foundation en niet Nexus 704 binnen de [M] . Als het zo is dat de ontvangsten ter grootte van 222.102,30 en € 3.673,39 zien op de uitkeringen van de Nexus 704 binnen de [M] verzoek ik u dit aan te tonen.
8. Graag ontvangen we een overzicht van de dividendstromen binnen de nieuwe [V] Groep vanaf 2007 en een overzicht op welke wijze het vermogen van de vennootschappen binnen de nieuwe [V] Groep is vereffend.
9. Graag ontvangen we een gespecificeerd overzicht van het vermogen van Nexus 704 binnen de [M] vanaf oprichting tot heden.
10. Uit de door u ingezonden informatie lijkt het erop dat de Nexus 704 binnen de [M] niet meer actief is. Is de Nexus 704 binnen de [M] nog actief? Zo nee, dan ontvang ik graag een afschrift van alle bescheiden van de ontbinding en de vereffening van het vermogen.
11. Is [N] SA nog actief? Zo nee, op welke wijze is het vermogen van de SA vereffend? Zo ja, graag bewijs hiervan.
12. Uit de informatie die u momenteel ter inzage hebt verstrekt kan de inspecteur alleen afleiden, dat het vermogen van de Nexus 704 binnen de [M] uit de aandelen [N] SA. Op het moment dat de Nexus fiscaal transparant is op basis van BNB 1986/16, dan wordt het inkomen en het vermogen van de Nexus ieder jaar aan u toegerekend. Aldus is van belang vast te stellen wanneer [N] SA een dividenduitkering heeft gedaan aan Nexus 704 binnen de [M] . Als het tijdstip van de onderliggende dividenduitkeringen wordt bezien zou het best kunnen zijn dan de SA reeds in 2008 een dividenduitkering heeft verricht in de SA. Het is aldus voor de heffing van de inkomstenbelasting relevant wanneer de SA de dividenduitkeringen heeft verricht aan de Nexus 704 binnen de [M] . Graag nodig ik u uit om de navolgende bescheiden ter inzage te verstrekken voor de periode 2007 tot en met 2010:
a) Een afschrift van de bankbescheiden van de Nexus 704 binnen de [M] .
b) Een afschrift van de aandeelhoudersvergadering(en) van [N] SA.
c) Een afschrift van het verzoek tot dividenduitkering(en) door de aandeelhouder (lees: Nexus 704 ), of enig ander persoon, uit het vermogen van [N] SA.
d) Een beschrijving van de vermogensbestanddelen van [N] SA. Zo er een bankrekening aanwezig is bij [N] SA dan verzoek ik u om afschriften van deze bankafschriften, alsmede inzichtelijk te maken wie tekeningsbevoegd is voor deze bankrekening.”
2.16.
Op 10 april 2014 heeft belanghebbende diverse bescheiden aan de Inspecteur overgelegd, waaronder twee overzichten met overboekingen gedaan door [R] Ltd. Het eerste overzicht met als opschrift ‘Dividend’ vermeldt overboekingen gedaan in de periode 19 december 2007 tot en met 2 december 2009 van, in totaal, € 784.000. Het tweede overzicht met als opschrift ‘Betaling’ vermeldt overboekingen alle gedaan op 7 juni 2007 van, in totaal, € 300.000.
2.17.
De Inspecteur heeft op 27 mei 2014 de in geschil zijnde informatiebeschikkingen gegeven, omdat belanghebbende niet of niet geheel aan het informatieverzoek onder 2.15 heeft voldaan.
2.18.
Naar aanleiding van een verzoek om informatie van belanghebbende bij Freemont Group, heeft Freemont Group bij e-mail van 2 februari 2014 het volgende geantwoord:
“Please note that [V] advisor to the foundation nexus 704 of the [M] you do not have a right to obtain any of documents pertaining to the companies you refer to. [V] regards to your question related to the foundation, I have forwarded the request for information to the current founcil council in Panama.”
2.19.
Bij e-mail van 2 februari 2014 heeft [KK] van [M] belanghebbende medegedeeld dat [M] hem als advisor van de inmiddels ontbonden Nexus 704 een aantal documenten verstrekt.
2.20.
Op verzoek van belanghebbende heeft Freemont Group bij e-mail van 14 april 2014 antwoord gegeven op door belanghebbende gestelde vragen. In een brief van 23 december 2014 en nogmaals in een e-mail van 13 april 2015 geeft Freemont Group te kennen dat belanghebbende alle documenten heeft gekregen waar hij recht op heeft en dat hij geen recht heeft op de overige gevraagde documenten.
2.21.
Op 31 maart 2015 heeft de gemachtigde een e-mailbericht aan de Inspecteur gestuurd met daarbij afschriften van het opvragen van gegevens door belanghebbende bij Freemont Group en [M] . Verder is gesteld dat gemachtigde en belanghebbende nog bezig zijn om via een andere weg contact te krijgen met Freemont Group en [M] .
2.22.
Bij de uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de in geschil zijnde informatiebeschikkingen gehandhaafd, omdat de in 2.15 vermelde vragen genummerd 1 tot en met 6 en 8 tot en met 12 niet dan wel onvoldoende zijn beantwoord door belanghebbende. Vraag 7 is in de bezwaarfase alsnog wel voldoende beantwoord volgens de Inspecteur, evenals – hiervoor niet vermelde – (andere) vragen over resultaat uit een werkzaamheid en Box 3.
2.23.
Op 8 februari 2018 heeft de Belastingdienst medegedeeld aan [R] Ltd. dat een aan haar opgelegde informatiebeschikking in verband met een naheffingsaanslag dividendbelasting 2008 zal worden vernietigd. De Belastingdienst heeft informatie uit het buitenland ontvangen op basis waarvan uitspraak op bezwaar kan worden gedaan en de informatiebeschikking haar belang heeft verloren. In deze brief is vermeld dat naar mening van de Inspecteur [R] Ltd. niet alle vragen (voldoende) heeft beantwoord en de vernietiging van de informatiebeschikking niet komt omdat aan de informatieplicht is voldaan.
2.24.
Ter zitting bij het Hof heeft belanghebbende nadere stukken overgelegd, waaronder de overeenkomst ten aanzien van de verkoop van de aandelen [D] Ltd. (zie 2.2), de verklaring van [EE] (zie 2.5) en de brief over de informatiebeschikking van [R] Ltd. (zie 2.23).
Voorts heeft belanghebbende ter zitting een overzicht overgelegd met als opschrift ‘dividend en aflossing lening’. Hierin is vermeld dat in totaal € 784.000 is overgemaakt door [R] Ltd. aan [Q] Ltd., welk bedrag als volgt is gesplitst:
- een bedrag van € 140.000 als aflossing van een lening op 19 december 2007;
- een bedrag van € 160.000 als aflossingen van een lening in de periode 15 april 2008 tot en met 12 september 2008;
- een bedrag van € 254.000 als dividenduitkeringen in de periode 12 september 2008 tot en met 6 november 2008; en
- een bedrag van € 230.000 als dividenduitkeringen in de periode 18 februari 2009 tot en met 2 december 2009.
Daarnaast heeft belanghebbende delen van de jaarrekening 2008 en de aangiften vennootschapsbelasting 2007 en 2008 van [R] Ltd. overgelegd. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
- de post kortlopende schulden van € 160.000 per 31 december 2007 betreft een lening van [R] Ltd. aan [Q] Ltd.;
- deze lening ad € 300.000 is verstrekt ter financiering van de aankoop aandelen van [D] Ltd. Aflossing vindt plaats over een periode van 2 jaar;
- de post kortlopende schulden bedraagt per 31 december 2008 nihil;
- [Q] Ltd. is de enig aandeelhouder van [R] Ltd. Bij de adresgegevens van [Q] Ltd. is vermeld ‘p/a Postbus 2149 Eindhoven’, zijnde het postadres van [R] Ltd.

3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de informatiebeschikkingen terecht zijn gegeven.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de informatiebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
Vooraf
4.1.
Belanghebbende heeft ter zitting verzocht om aanhouding van de zaak in verband met de ontvangst van informatie uit het buitenland door de Belastingdienst in het kader van de informatiebeschikking ten name van [R] Ltd. Hij voert hiertoe aan dat de door de Belastingdienst verkregen informatie ook betrekking zal hebben op de aan hem gestelde vragen en voorts relevant is om na te gaan in hoeverre de Belastingdienst zelf de gevraagde informatie kan verkrijgen.
4.2.
Het Hof ziet in het vorenstaande geen aanleiding om de zaak aan te houden of het vooronderzoek te heropenen. De informatiebeschikking ten name van [R] Ltd. had betrekking op een naheffingsaanslag dividendbelasting. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat informatie is opgevraagd in Cyprus over een vrijstelling van bronheffing. Informatie hieromtrent is in beginsel niet relevant voor de in deze zaak gestelde vragen ten behoeve van de heffing van IB/PVV. Van een causaal verband tussen de verkregen informatie en de onderhavige informatiebeschikkingen, op basis waarvan aanhouding van de zaak gerechtvaardigd zou kunnen zijn, is dan ook onvoldoende gebleken. Bovendien laat de omstandigheid dat de Belastingdienst informatie verkrijgt of kan verkrijgen onverlet dat belanghebbende aan zijn inlichtingenverplichting dient te voldoen.
Ten aanzien van de informatiebeschikkingen
4.3.
De strekking van de in artikel 47, lid 1, letters a en b, van de AWR opgenomen verplichtingen brengt mee dat degene aan wie een in deze bepaling bedoeld verzoek is gedaan en die toegang heeft tot (de inhoud van) door een derde ter beschikking gestelde gegevensdragers, gehouden is bij het beantwoorden van de door de Inspecteur gestelde vragen van die gegevensdragers gebruik te maken en deze, indien daarom is verzocht, voor raadpleging ter beschikking van de Inspecteur te stellen. Verzoeken tot het verstrekken van dergelijke gegevens en inlichtingen zijn niet geoorloofd voor zover zij onvoldoende zijn onderbouwd of een zogenoemde ‘fishing expedition’ inhouden. Dat is niet anders indien die vorderingen alleen voor heffingsdoeleinden zijn ingesteld. De Inspecteur zal derhalve aannemelijk moeten maken dat het gevorderde materiaal bestaat en dat de belastingplichtige daarover de beschikking heeft of, met de van hem redelijkerwijs te verwachten inspanning, kan verkrijgen (vgl. Hoge Raad (Civiele kamer) 24 april 2015, nr. 14/02422 (https://www.navigator.nl/document/openDocumentSearch/idf30eb4f88057468baff3a9cb4069049d/330434193), ECLI:NL:HR:2015:1137).
4.4.
Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
( a) Is sprake van een fishing expedition?
( b) Beschikt of kan belanghebbende beschikken over de gevraagde informatie?
( c) Heeft belanghebbende voldoende inspanningen betracht om over de gevraagde informatie te kunnen beschikken?
Ten aanzien van vraag (a)
4.5.
Voor het bestaan van de verplichting om de gevraagde informatie te verstrekken is niet noodzakelijk dat vaststaat dat deze gegevens van belang zijn voor de belastingheffing. Voldoende is dat de Inspecteur zich op basis van de hem ter beschikking staande informatie in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zouden kunnen zijn, omdat die opheldering zouden kunnen geven over de vraag of belanghebbende belastbare inkomsten of vermogen heeft genoten (vgl. Hoge Raad 18 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7498 en Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3603).
4.6.
Naar het oordeel van het Hof betreffen alle hiervoor onder 2.15 vermelde vragen feiten die van belang kunnen zijn voor de vraag of belanghebbende als gerechtigde van Nexus 704 binnen [M] moet worden aangemerkt en als zodanig belastbare inkomsten en vermogen daaruit heeft genoten. Belanghebbende was voorheen aandeelhouder en bestuurder van de [V] Groep. Na de overdracht van de aandelen in [D] Ltd. was de betrokkenheid van belanghebbende niet beperkt tot de in Nederland gevestigde vennootschappen van de [V] Groep, maar was hij voorts advisor van Nexus 704 binnen [M] . De Inspecteur heeft, onder verwijzing naar brieven van de voormalig zakenpartner van belanghebbende daaromtrent, gesteld dat belanghebbende feitelijk in de positie was om de gehele structuur weer te ontmantelen, hetgeen in het licht van de vaststaande feiten geenszins denkbeeldig is. Voorts zijn in 2009 en 2010 (dividend)inkomsten van Nexus 704 van in totaal € 225.775,69 uitgekeerd aan belanghebbende. Gelet op deze omstandigheden kon de Inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de gevraagde gegevens en inlichtingen voor de belastingheffing van belanghebbende van belang zouden kunnen zijn en niet, zoals belanghebbende betoogt, slechts zijn opgevraagd om informatie te krijgen over de structuur an sich. Van een fishing expedition is dan ook geen sprake.
4.7.
Het Hof acht verder geenszins aannemelijk dat het belang van de Inspecteur is komen te vervallen doordat met de uit het buitenland ontvangen informatie in het kader van de dividendbelasting (een van) de gestelde vragen zijn opgehelderd. Nog daargelaten dat deze informatie de inlichtingenverplichting van belanghebbende onverlet laat, verschillen de aard en de relevante aspecten van de dividendbelasting zodanig van de heffing van IB/PVV, dat, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk is dat met deze informatie ook de vragen voor de IB/PVV zijn beantwoord.
Ten aanzien van vraag (b)
4.8.
Voor een informatiebeschikking is geen plaats indien niet aan de inlichtingenverplichting wordt voldaan, omdat de belanghebbende niet over de gevraagde gegevens beschikte of kon beschikken. Belanghebbende stelt dat zijn betrokkenheid bij Nexus 704 er niet toe leidt dat hij beschikt dan wel kan beschikken over de gevraagde informatie. Hij was enkel advisor van Nexus 704 en geen ‘protector’ of ‘beneficiary’. Zijn rechten om informatie op te vragen waren daardoor beperkt en na het ontbinden van Nexus 704 heeft hij helemaal geen rechten meer om de documenten te bemachtigen. Ook al zou het Hof van oordeel zijn dat hij voor ontbinding van Nexus 704 had kunnen beschikken over de gevraagde informatie, hij heeft die informatie destijds niet opgevraagd en nu kan dat niet meer, aldus belanghebbende.
4.9.
Het Hof stelt voorop dat een aantal vragen ziet op zaken waar belanghebbende in ieder geval rechtstreeks bij betrokken is geweest en dat hij, al dan niet als bestuurder van de Nederlandse vennootschappen van de [V] Groep, over de desbetreffende gegevens zou moeten kunnen beschikken. Deze gegevens zouden aanwezig moeten zijn (geweest) in zijn eigen administratie dan wel in de administratie van de Nederlandse vennootschappen van de [V] Groep. Daarbij gaat het onder meer om de documenten en correspondentie in verband met de oprichting van de structuur (vraag 6), de Annexes bij de Regulations (vraag 1), de correspondentie van belanghebbende met (andere betrokkenen bij) [M] (vraag 2) en de dividendstromen binnen de nieuwe [V] Groep en de wijze van vereffening van het vermogen van de geliquideerde vennootschappen (vraag 8).
4.10.
Gezien de aard van de gevraagde informatie en de onderbouwing van de Inspecteur acht het Hof aannemelijk dat deze documenten bestaan. Het gaat om een grote structuurwijziging waarbij belanghebbende zijn aandelenbelang overdraagt en vervolgens advisor wordt in deze nieuwe structuur. Dat ten aanzien hiervan geen, dan wel niet meer dan belanghebbende reeds heeft overgelegd, schriftelijke correspondentie heeft plaatsgevonden en documenten bestaan, acht het Hof geenszins aannemelijk. Dat mogelijk ook contacten met (de betrokkenen bij) [M] telefonisch en via Skype hebben plaatsgevonden, maakt dit niet anders. Hetzelfde heeft te gelden voor de vereffening van de vennootschappen, waaraan doorgaans juridische voorwaarden zijn verbonden.
4.11.
Wat betreft de overige vragen ten aanzien van Nexus 704 binnen [M] , overweegt het Hof als volgt. De structuurwijziging van de [V] Groep in 2007 heeft op advies van HJC en de Freemont Group plaatsgevonden. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende daarbij de gehele buitenlandse structuur en de daarbij behorende diensten van buitenlandse dienstverrichters als Freemont Group en [BB] , overeenkomstig de dividend-structuur zoals beschreven in de door de Inspecteur overgelegde brochure van HJC, als product heeft afgenomen. De feitelijke structurering komt daarmee overeen. De enkele blote stelling van belanghebbende ter zitting dat sprake is geweest van maatwerk, is onvoldoende om aan te nemen dat de feitelijke situatie afwijkt van de beschrijving in de brochure. Hetzelfde heeft te gelden voor de stelling dat belanghebbende andere redenen dan belastingontwijking had om over te gaan tot het wijzigen van de structuur.
4.12.
Volgens de brochure van HJC moet de feitelijke leiding van de buitenlandse vennootschappen in de structuur aan dienstverrichters ter plaatse worden gelaten. Uit de Regulations volgt dat een advisor wel betrokken kan worden bij bepaalde besluiten en aan een advisor rechten kunnen worden verleend om stukken op te vragen. De omstandigheid dat op verzoek van belanghebbende de structuur wordt ontmanteld en (dividend)uitkeringen aan hem worden gedaan, wijst erop dat belanghebbende betrokken was bij belangrijke beslissingen binnen de buitenlandse structuur. Voorts is het bedrag van € 225.775,69 dat belanghebbende aan (dividend)uitkeringen van Nexus 704 heeft genoten ten opzichte van het door belanghebbende gestelde totaal aan dividenduitkeringen dat de Nederlandse vennootschappen van de [V] Groep hebben uitgekeerd aanzienlijk. Belanghebbende betoogt immers dat de betalingen van [R] Ltd. aan [Q] Ltd. voor een bedrag van € 484.000 dividenduitkeringen betreft en € 300.000 aan aflossingen van een lening. Indien belanghebbende hierin al moet worden gevolgd, hetgeen de Inspecteur heeft bestreden (onder verwijzing naar 4.3.20 van het verweerschrift in de beroepsfase en bijlage 46 bij dat verweerschrift), is de helft van de dividenduitkeringen van de Nederlandse vennootschappen aan [Q] Ltd., ook na 2007 vrijwel geheel aan belanghebbende toegekomen. Dit in samenhang bezien met de positie van belanghebbende binnen de [V] Groep voor en na de structuurwijziging acht het Hof de verklaring van belanghebbende ter zitting dat hij de (dividend)uitkeringen niet had kunnen voorzien ongeloofwaardig. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is aannemelijk dat belanghebbende zodanig betrokken is gebleven bij de buitenlandse structuur dat hij in de positie verkeert om, al dan niet op verzoek aan derden, te beschikken over de door de Inspecteur gevraagde gegevens.
4.13.
De door de Inspecteur gevraagde informatie betreft gegevens die doorgaans worden opgemaakt. Het gaat daarbij om verslagen van vergaderingen (vraag 3), jaarstukken (vraag 4), bescheiden van bankrekeningen (vragen 5 en 12), overzichten van het vermogen van een entiteit (vragen 9 en 12) en bescheiden ten aanzien van ontbinding van een entiteit en vereffening van diens vermogen (vragen 10 en 11). Voor zover belanghebbende stelt dat deze stukken niet bestaan, geldt dat het Hof het bestaan van deze stukken wel degelijk aannemelijk acht.
Ten aanzien van vraag (c)
4.14.
Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de feitelijke betrokkenheid en positie van belanghebbende bij Nexus 704 binnen [M] leidt ertoe dat belanghebbende, voor zover hij daarover zelf niet (meer) beschikt, niet heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting om de gevraagde informatie te verkrijgen. Niet aannemelijk is dat belanghebbende feitelijk niet in staat is om die informatie te verkrijgen. Gelet op de bepalingen in de Charter en Regulations zoals door de Inspecteur aangehaald in het verweerschrift in de beroepsfase (pagina 17 e.v.), ligt het op de weg van belanghebbende zich te beroepen op zijn daarin neergelegde recht op informatie en hoeft hij geen genoegen te nemen met de mededeling dat hij de gevraagde informatie niet ontvangt. Verder heeft belanghebbende geen serieuze poging ondernomen de informatie via een gerechtelijke procedure af te dwingen, hij heeft enkel een offerte gevraagd van de met een procedure gemoeide kosten en is vervolgens om hem moverende redenen geen juridische procedure gestart. Die beslissing moet voor rekening van belanghebbende blijven.
Slotsom
4.15.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4.16.
Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.17.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het Hof:
  • bevestigtde uitspraak van de Rechtbank; en
  • bepaaltdat de termijn van twee maanden om de gevraagde informatie aan de Inspecteur te verstrekken aanvangt op de dag waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gedaan op 22 maart 2018 door V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter, P.C. van der Vegt en W.A. Sijberden, in tegenwoordigheid van S.J. Willems-Ruesink, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.