In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, staat de vraag centraal of de door belanghebbende B.V. jegens prostituees verleende prestatie moet worden aangemerkt als een met omzetbelasting belaste prestatie of als vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. De zaak is ontstaan na een lange juridische strijd die begon met een bezwaar tegen een naheffingsaanslag van de Belastingdienst over de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2008, waarbij belanghebbende een bedrag van € 61.384 aan omzetbelasting had voldaan. Het verzoek om teruggaaf van € 59.799 werd door de Inspecteur afgewezen, wat leidde tot een reeks rechtszaken, inclusief een beroep in cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak uiteindelijk verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende kamers ter beschikking stelt aan prostituees en dat zij over de benodigde exploitatievergunningen beschikt. De Inspecteur betwistte echter dat de verhuur van de kamers vrijgesteld is van omzetbelasting, en stelde dat de aanvullende werkzaamheden die door de beheerder werden verricht, deel uitmaken van de door belanghebbende geleverde prestatie.
Na het horen van de argumenten van beide partijen, concludeert het Hof dat de door belanghebbende geleverde prestaties moeten worden aangemerkt als vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. Het Hof verleent teruggaaf van de op aangifte voldane omzetbelasting tot een bedrag van € 59.799 en vernietigt de eerdere uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.