Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-beschikkingen van de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. De belanghebbende, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 17 november 2016, waarin de rechtbank de beroepen van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De WOZ-waarden voor de onroerende zaken aan [a-straat] 2 en [a-straat] 3 waren vastgesteld op respectievelijk € 1.431.000 en € 2.191.000. De belanghebbende betwistte de bevoegdheid van de Heffingsambtenaar en de hoogte van de WOZ-waarden, en voerde aan dat de kapitalisatiefactoren te hoog waren vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de ligging van de objecten en de aanwendingsmogelijkheden.
Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar bevoegd was om de WOZ-beschikkingen te geven en dat de waarden niet te hoog waren vastgesteld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de Heffingsambtenaar de kapitalisatiefactoren voldoende had onderbouwd met relevante marktgegevens. De belanghebbende had geen taxatierapporten overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. Het Hof concludeerde dat de Heffingsambtenaar de WOZ-waarden op een juiste wijze had vastgesteld en dat de vragen van de belanghebbende ontkennend moesten worden beantwoord. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werden geen redenen gezien om de proceskosten te vergoeden.