In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep van een schuldenares die niet-ontvankelijk werd verklaard in haar beroep tegen de afwijzing van een dwangakkoord. De schuldenares had op 3 augustus 2017 een beroepschrift ingediend, maar het hof oordeelde dat zij niet-ontvankelijk was omdat er in artikel 292 van de Faillissementswet (Fw) geen expliciete mogelijkheid is voor de schuldenaar om hoger beroep in te stellen tegen een afwijzende beslissing van de rechtbank inzake een gedwongen schuldregeling. Daarnaast was er sprake van een niet verschoonbare termijnoverschrijding bij de indiening van het beroepschrift, dat te laat was ingediend. De rechtbank had eerder op 7 juli 2017 het verzoek van de schuldenares om een dwangregeling afgewogen en afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat de schuldenares niet in een uitzichtloze financiële situatie verkeerde en in staat werd geacht haar schulden af te lossen. Het hof concludeerde dat de schuldenares niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar hoger beroep, zowel vanwege de wettelijke bepalingen als de termijnoverschrijding.