Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.177.246
arrest van 14 december 2015
wonende te [woonplaats],
hierna: [appellant],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
26 november 2015 van mr. M.T. Souman van Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders namens ICS en het faxbericht (houdende de aanvullende gronden van het hoger beroep) met bijlagen van 3 december 2015 van mr. Hupkes.
[A], consulent schuldhulpverlening van de gemeente Rheden. Namens ICS is niemand verschenen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.3 De rechtbank heeft het door [appellant] ingediende verzoek tot toepassing van artikel 287a Fw afgewezen, reeds omdat het aanbod van [appellant] niet het uiterste is waartoe hij financieel in staat kan worden geacht, zodat niet geoordeeld kan worden dat ICS in redelijkheid niet tot weigering van instemming kon komen.
“
3.6.2 Het eerste geval betreft de schuldenaar wiens verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling door de rechtbank wordt afgewezen, waarna het door de schuldenaar op de voet van art. 287a lid 7 Fw gehandhaafde verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de rechtbank wordt toegewezen.
In het eerste geval is hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek als bedoeld in artikel 287a lid 1 Fw niet mogelijk; in de gevallen 2 en 3 wel. Nu de beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in dit geval is aangehouden, is het (nog) niet mogelijk het onderhavige geval te kwalificeren als een van de drie beschreven gevallen. Naar het oordeel van het hof vloeit uit de wetsgeschiedenis van artikel 287a Fw en de uitleg die de Hoge Raad geeft aan artikel 292 Fw voort dat al dan niet zelfstandig hoger beroep van het verzoek als bedoeld in artikel 287a Rv pas mogelijk is bij afwijzing of intrekking van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en dat een dergelijk hoger beroep niet mogelijk is, indien en zolang nog niet is beslist op het (gehandhaafde) verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Indien in het onderhavige geval wel hoger beroep mogelijk zou zijn, opent dat de mogelijkheid tot en met de Hoge Raad door te procederen over een gedwongen schuldregeling, om na afwijzing daarvan pas te gaan kijken of de schuldenaar tot de schuldsaneringsregeling kan worden toegelaten, hetgeen de wetgever gelet op de parlementaire geschiedenis nu juist wil voorkomen. Het hof acht het bovendien onwenselijk de beslissing op het verzoek als bedoeld in artikel 287a lid 1 Fw los te koppelen van de beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verdient aanbeveling gelijktijdig (al dan niet bij één en hetzelfde vonnis) op deze verzoeken te beslissen. Dat betekent dat in dit geval geen hoger beroep mogelijk is tegen de afwijzing van het verzoek als bedoeld in artikel 287a lid 1 Fw en dat [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep.
4.De beslissing
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, H.L. Wattel en A.S. Gratama, en is op
14 december 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.