3.1.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
De naam van Stadlander was vroeger Wonen West Brabant (hierna ook wel aan te duiden als WWB). Het hof zal in het navolgende in beginsel de naam Stadlander gebruiken, ook als het de periode betreft waarin Stadlander nog Wonen West Brabant was genaamd.
Stadlander is een woningcorporatie. Zij heeft onder meer complexen met wooneenheden voor huisvesting van zorgbehoevenden in eigendom.
Vivensis levert onder meer intramurale en extramurale zorg. Zij wordt bestuurd door de stichting Tante Louise Vivensis (hierna ook aan te duiden als tLV).
Op 28 november 2007 hebben Vivensis en Stadlander een raamovereenkomst gesloten. Daarin hebben zij de tussen hen op hoofdlijnen bereikte overeenstemming vastgelegd met betrekking tot de verkoop door Vivensis aan Stadlander van het complex genaamd “ [complex] ” en 30 zorgwoningen met omliggende gronden te [plaats] (hierna kortheidshalve tezamen aan te duiden als [complex] ). Deze raamovereenkomst voorzag erin dat eerst een economische eigendomsoverdracht van (de exploitatierechten met betrekking tot) [complex] zou plaatsvinden en dat juridische levering aan Stadlander pas op een later moment zou plaatsvinden. De partijen wilden daarmee bereiken dat Vivensis vooralsnog de contractuele wederpartij (verhuurder) zou blijven voor de in [complex] aanwezig huurders. Partijen wilden ernaar streven die huurders eerst te laten vertrekken uit [complex] en pas daarna de juridische levering aan Stadlander te laten plaatsvinden. Stadlander zou daarna de flat kunnen slopen en nieuwbouw realiseren.
Artikel 4.2 van de raamovereenkomst luidt als volgt:
“Vivensis staat er jegens WWB voor in dat [complex] bij juridische levering vrij van huur- of gebruiksrechten en leeg zal worden opgeleverd. Vivensis is verantwoordelijk voor de uitplaatsing van huurders. Eventuele kosten verbonden aan deze uitplaatsing komen voor rekening van Vivensis.
Artikel 4.3 van de raamovereenkomst luidt voor zover thans van belang als volgt:
“Na de overdracht van de Economische eigendom komen de revenuen uit de verhuur tot een bedrag van € 370.000,-- (…) per jaar te vermeerderen met eventueel door WWB verschuldigde BTW ten goede aan WWB. (…) Omtrent de wijze van betaling respectievelijk verrekening zullen partijen nog nadere afspraken maken.
Artikel 9 van de raamovereenkomst luidt voor zover thans van belang als volgt:
“Alle te maken afspraken die afwijken van of nadere invulling geven aan deze overeenkomst worden schriftelijk vastgelegd en treden eerst in werking nadat zij door de WWB en Vivensis zijn goedgekeurd.”
Op 4 juni 2008 hebben Vivensis als verkoper en Stadlander als koper een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot [complex] tegen een basiskoopprijs van € 3.300.000,-- en een nabetaling van € 1.200.000,-- die verschuldigd zou zijn bij een onherroepelijke bestemmingswijziging die de realisatie van 270 woningen mogelijk maakt (alsmede een nabetaling voor elke woning boven het aantal van 270).
De koopovereenkomst houdt zakelijk weergegeven onder meer het volgende in:
- Ten aanzien van [complex] dient tegen betaling van een basiskoopsom van € 3.300.000,-- een economische eigendomsoverdracht plaats te vinden.
- Stadlander zal het recht om [complex] te exploiteren, dat zij door de economische eigendomsoverdracht verkrijgt, onder in de overeenkomst geregelde voorwaarden ter beschikking stellen aan Vivensis.
- Vivensis zal het verkochte na de economische eigendomsoverdracht alleen verhuren aan de huidige bewoners en aan personen die tijdelijke huisvesting nodig hebben in verband met de renovatie/herontwikkeling van een andere locatie, aan partijen genoegzaam bekend.
- Vivensis staat er jegens Stadlander voor in dat het verkochte bij juridische levering vrij van huur- of gebruiksrechten en leeg zal worden opgeleverd.
Over de economische en juridische eigendomsoverdracht staat op blz. 2 van de koopovereenkomst voorts onder meer het volgende:
“Ten aanzien van het verkochte dient een zodanige overdracht van eigendom (economische eigendomsoverdracht) plaats te vinden zodat de koper(hof: Stadlander)
na de overdracht:
a.
a) gedurende vijf (5) opvolgende jaren het recht verkrijgt op een jaarlijks te indexeren bedrag van drie honderd zeventig duizend euro (€ 370.000,00) per jaar (…)
de in dit bedoelde (geïndexeerde) vergoeding is voor het eerst verschuldigd op de in artikel 1 bedoelde datum van economische eigendomsoverdracht en vervolgens respectievelijk één, twee, drie en vier jaar na de laatstbedoelde datum.
b) (…)
c) (…)
d) het recht verkrijgt op juridische levering van het complex uiterlijk vijf (5) jaar na de notariële akte van economische eigendomsoverdracht (…)”
Artikel 14 lid 1 van de koopovereenkomst luidt als volgt:
“Bij niet of niet tijdige nakoming van de overeenkomst anders dan door niet toerekenbare tekortkoming (overmacht) is de nalatige partij aansprakelijk voor alle daaruit voor de wederpartij ontstane schade met kosten en rente, ongeacht het feit of de nalatige in verzuim is in de zin van het volgende lid.”
Artikel 14 lid 2 van de koopovereenkomst bevat een boetebeding.
Bij notariële akte van 26 juni 2008 heeft Vivensis als verkoper aan Stadlander als koper de economische eigendom van [complex] overgedragen tegen betaling door Stadlander van de basiskoopprijs van € 3.300.000,--. In deze akte staat onder meer het volgende:
“ECONOMISCHE EIGENDOMSOVERDRACHT, TIJDSTIP FEITELIJKE LEVERING, BATEN, LASTEN, RISICO
ARTIKEL 1
1. Het verkochte wordt vandaag in economische zin overgedragen aan koper. Alle lasten verbonden aan de eigendom en het beheer van het verkochte komen tot en met de datum van de juridische levering voor rekening van verkoper. (…)”
2.a. Gedurende vijf (5) opeenvolgende jaren verkrijgt koper het recht op een jaarlijks te indexeren bedrag van drie honderd zeventig duizend euro (€ 370.000,00) inclusief de wettelijke verschuldigde omzetbelasting per jaar; (…)
de in dit lid verschuldigde (geïndexeerde) vergoeding is voor het eerst verschuldigd op vandaag en vervolgens gedurende respectievelijk één, twee, drie en vier jaar op de zes en twintigste juni van ieder jaar bij vooruitbetaling (…).
(…)
d. De koper verkrijgt het recht op juridische levering van het complex uiterlijk vijf (5) jaar na vandaag (…).
JURIDISCHE LEVERING
ARTIKEL 2
1. Verkoper en koper verklaren dat de juridische levering zal geschieden onverwijld nadat koper daartoe de wens te kennen heeft gegeven. De akte tot juridische levering zal op kosten van de koper worden verleden (…).
2. (…)
3. Verkoper geeft aan de koper onherroepelijke volmacht, (…), de onroerende zaak aan zichzelf /of aan een door hem aan te wijzen derde te leveren. De inhoud van de akte tot levering dient te worden vastgesteld met inachtneming van de koopovereenkomst en hetgeen gebruikelijk in notariële akten tot levering wordt opgenomen.
(…)
VERHUUR EN EXPLOITATIE COMPLEX [complex]
ARTIKEL 11
(…)
2. Verkoper staat er jegens koper voor in dat het verkochte bij juridische levering vrij van huur- of gebruiksrechten en leeg zal worden opgeleverd. Verkoper is verantwoordelijk voor de uitplaatsing van de huurders. Eventuele kosten verbonden aan deze uitplaatsing komen voor rekening van verkoper.
(...)
KOOPOVEREENKOMST
Voor zover daarvan in deze akte niet is afgeweken, blijft tussen partijen gelden hetgeen in voormelde koopovereenkomst en ook overigens tussen hen is overeengekomen.
RAAMOVEREENKOMST
Voor zover daarvan in deze akte niet is afgeweken, blijft tussen partijen gelden hetgeen in de tussen partijen gesloten raamovereenkomst (…) en ook overigens tussen hen is overeengekomen. Voormelde raamovereenkomst vormt een onverbrekelijk geheel met de onderhavige akte (…)”.
Vivensis heeft over de eerste vijf jaren ingaande 26 juni 2008 aan Stadlander telkens de overeengekomen vergoeding van € 370.000, met indexering voldaan.
Bij brief van 10 juni 2013 heeft Stadlander aan tLV onder meer het volgende geschreven:
“Bij juridische levering van [complex] dient tLV het complex vrij van huur- of gebruiksrechten en leeg op te leveren aan Stadlander. Momenteel is [complex] nog steeds door tLV in gebruik voor de huisvesting van haar cliënten en heeft zij een deel van het complex onderverhuurd. Het is voor tLV thans niet mogelijk om [complex] op te leveren conform bovenstaande eisen als Stadlander haar recht tot juridische levering inroept.
Stadlander is dan ook bereid met tLV nadere afspraken te maken over (de termijn van) het inroepen van juridische levering en voortzetting van het gebruik van [complex] door tLV. In eerdere gesprekken tussen tLV en Stadlander (…) is al feitelijk afgesproken dat het gebruik van [complex] onder de thans geldende voorwaarden en condities wordt voortgezet voor een periode van drie jaar.
Stadlander stelt concreet het navolgende voor:
(…)
Graag verneemt Stadlander binnen zeven dagen na heden uw reactie op bovenstaand voorstel.”
Bij e-mail van 1 juli 2013 heeft [bestuurder van Stadlander] , bestuurder van Stadlander, aan [bestuurder van Vivensis en tLV] , bestuurder van Vivensis en tLV, onder meer het volgende geschreven:
“3) [complex] :
a. Ik heb bij jou de concept huurovereenkomst voor [complex] achtergelaten. Binnenkort gaat bij ons de huur nota de deur uit. Het lijkt mij netjes om wel een overeenkomst te hebben. (…)
b. Je had mij gevraagd of jullie eerder de overeenkomst konden opzeggen, als jullie dat goed uit komt. Lijkt ons geen probleem. Je kunt de passage, waarin staat, dat de huurovereenkomst niet tussentijds kan worden opgezegd, doorstrepen. Zet daarbij je paraaf, dan doe ik dat ook.
c. Wanneer kan jij de overeenkomst hebben getekend?”
[bestuurder van Vivensis en tLV] heeft de in deze e-mail bedoelde concepthuurovereenkomst niet ondertekend.
Bij factuur van 22 augustus 2013 heeft Stadlander aan Vivensis € 403.731,81 in rekening gebracht met als omschrijving “Vergoeding [complex] periode 26-6-2013 t/m 25-6-2014”. Vivensis heeft deze factuur niet betaald. Stadlander heeft Vivensis ter zake diverse aanmaningen verzonden.
Bij brief van 21 februari 2014 heeft [bestuurder van Vivensis en tLV] namens Vivensis aan [bestuurder van Stadlander] (Stadlander) onder meer het volgende meegedeeld:
“(…)
Groot was dan ook onze verbazing toen medio 2013 van Stadlander een nota werd ontvangen voor “vergoeding [complex] , periode 26/6-2013 tot en met 25-06-2014” ter hoogte van € 403.731,81.
TanteLouise heeft niet betaald. Zij is en blijft er namelijk van overtuigd dit bedrag niet verschuldigd te zijn, nu zij immers overeenkomstig de gemaakte afspraken de vergoeding over vijf opeenvolgende jaren heeft betaald. Dit is overigens ook al herhaaldelijk mondeling gemeld aan Stadlander. (…)
Mag ik uw bevestiging van het vorenstaande c.q. de creditnota tegemoet zien?”
Bij brief van 3 maart 2014 heeft Stadlander aan Vivensis meegedeeld dat zij, Stadlander, er redelijkerwijs vanuit heeft mogen gaan dat Vivensis het in de brief van 10 juni 2013 van Stadlander neergelegde voorstel tot voortzetting van het gebruik door Vivensis tegen betaling van de overeengekomen vergoeding door Vivensis aan Stadlander heeft aanvaard.
Bij factuur van 9 juli 2014 heeft Stadlander aan Vivensis € 413.825,10 in rekening gebracht met als omschrijving “Vergoeding [complex] periode 26-6-2014 t/m 25-6-2015”. Vivensis heeft ook die factuur niet betaald.
De partijen hebben nog overleg gevoerd over de vraag of Vivensis aan Stadlander een vergoeding verschuldigd is voor het gebruik van [complex] na 25 juni 2013. Dat overleg heeft niet tot een oplossing voor hun geschil geleid.