Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van geïntimeerde,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/293897 / HA ZA 15-370)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep tevens houdende memorie in het incident met producties;
- de antwoordmemorie in het incident;
- de memorie van grieven.
3.De beoordeling
In het incident
Op grond van artikel 235 Rv kan aan de uitvoerbaarverklaring van een vonnis de voorwaarde worden verbonden dat zekerheid wordt gesteld. In dat geval kan het betreffende vonnis pas ten uitvoer worden gelegd nadat zekerheid is gesteld. Artikel 235 Rv biedt geen grondslag voor het opleggen van de verplichting om zekerheid te stellen indien de executie reeds is voltooid.
De curator vermeldt in zijn memorie in het incident dat [geïntimeerde] is aangevangen met de executie van het vonnis waarvan beroep door beslag te leggen op de boedelrekening. [geïntimeerde] stelt in zijn antwoordmemorie in het incident dat de Rabobank op 13 december 2016 op grond van het gelegde derdenbeslag het bedrag van zijn vordering aan hem heeft voldaan. Indien deze stelling juist is, dient de incidentele vordering van de curator te worden afgewezen. De curator heeft echter nog niet de gelegenheid gehad te reageren op de stelling van [geïntimeerde] dat de executie inmiddels is voltooid. Het hof zal de curator daar alsnog de gelegenheid toe bieden, bij wege van antwoordakte.