Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van geïntimeerde,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 28 maart 2017;
- de antwoordakte na tussenarrest in het incident van de zijde van de curator;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel en akte vermeerdering van eis, met producties.
6.De verdere beoordeling
De curator voert voorts aan dat er in het onderhavige geval sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden die een achteraf op te leggen zekerheidstelling voor de restitutie rechtvaardigen. Het belang van degene die zekerheidstelling vraagt weegt zwaarder dan het belang van de wederpartij bij het achterwege blijven ervan. De curator heeft gegronde vrees dat, wanneer het bestreden vonnis in hoger beroep wordt vernietigd, [geïntimeerde] de betaalde gelden niet meer tot zijn beschikking heeft en verhaalsmogelijkheden ontbreken en aldus een onverhaalbare vordering resteert. [geïntimeerde] verkeert zelf in staat van faillissement en heeft voor zover de curator bekend geen inkomen waarop beslag mogelijk is. Hangende de procedure is er het risico dat het door [geïntimeerde] ontvangen bedrag door hem zal worden verbruikt. Blijkens de door [geïntimeerde] ingenomen standpunten in eerste aanleg zou er bovendien geen kans zijn dat hij nog significant inkomen zal verwerven waarop de curator zich kan verhalen.