4.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
- [onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ) was een onderneming die zich bezig hield met het ontvangen, bewerken, opslaan en overslaan van afvalstromen. [onderneming] dreef in zoverre een inrichting gelegen aan [adres] te [vestigingsplaats] . In verband met het drijven van deze inrichting is aan [onderneming] een omgevingsvergunning verleend. [onderneming] is op 8 juni 2015 in staat van faillissement verklaard.
- [geïntimeerde] is een zustervennootschap van [onderneming] . Een andere zustervennootschap in het concern is [vastgoed] Vastgoed B.V. De heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) is, via (de) Holding [holding] B.V., de eigenaar van het concern. Hij is gehuwd met mevrouw [echtgenote van betrokkene] (hierna: [echtgenote van betrokkene] ). Zij is van 1 april 2015 tot 1 februari 2015 ook bestuurder van Holding [holding] B.V. geweest.
- Bij brief van 29 september 2014 heeft de Gemeente aan [onderneming] het voornemen kenbaar gemaakt tot het toepassen van (een last onder) bestuursdwang, indien de door de Gemeente geconstateerde overtredingen van de omgevingsvergunning, van de Wet milieubeheer en van de Woningwet (bestaande uit een veelvoud van de vergunde hoeveelheid afval, een onveilige situatie en overlast voor de omgeving) niet zouden worden beëindigd.
- Op 9 januari 2015 heeft de Gemeente aan [onderneming] een last onder bestuursdwang opgelegd om de overtredingen te beëindigen, met een begunstigingstermijn van twee maanden die - na verlenging - op 16 maart 2015 eindigde. Tegen deze last heeft [onderneming] bezwaar gemaakt. Bij beslissing op het bezwaar van 4 augustus 2015 heeft de Gemeente het bezwaar voor zover het betreft het aanmerken van de afvalberg als afval van installaties van afvalbeheer in plaats van zeefzand gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard.
- Bij besluiten van 16 en 23 maart 2015 is de Gemeente overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 125 Gemeentewet juncto artikel 5:21 en 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Gemeente heeft onder meer de afvalberg op het terrein laten verwijderen. Tot zekerheid van verhaal van de kosten van de uitoefening van de spoedeisende bestuursdwang heeft de Gemeente conservatoir beslag gelegd ten laste van [betrokkene] en [echtgenote van betrokkene] op basis van een op 11 augustus 2015 verleend verlof.
- Bij beschikking van 15 oktober 2015 heeft de voorzieningenrechter een voorlopig verlof voor de door de Gemeente verzochte conservatoire beslagen onder derden als te leggen ten laste van [geïntimeerde] afgegeven. Kort daarna zijn deze beslagen door de Gemeente gelegd.
- Bij beschikking van 28 oktober 2015 heeft de Gemeente de kosten van de toegepaste bestuursdwang, door de Gemeente geraamd op € 941.619,98, op [geïntimeerde] trachten te verhalen. Nadat betaling door [geïntimeerde] uitbleef, heeft de Gemeente [geïntimeerde] in rechte betrokken.
4.2.1.De Gemeente heeft
primairin haar inleidend verzoekschrift (in eerste aanleg) gesteld dat zij [geïntimeerde] , naast [onderneming] (en naast [vastgoed] Vastgoed B.V.,Holding [holding] B.V. en [betrokkene] en [echtgenote van betrokkene] ), aansprakelijk acht voor de kosten van de toegepaste bestuursdwang. [geïntimeerde] is eigenaar van het op de inrichting aanwezige kunststofverpakkingsmateriaal, zij heeft als huurster zeggenschap over het deel van de inrichting waar dit materiaal is opgeslagen, zij is eigenaar van een aantal zich binnen de inrichting bevindende machines en zij kon op basis van een contractuele relatie met [onderneming] aan [onderneming] instructies geven over het afvoeren van het verpakkingsmateriaal. Gelet hierop had [geïntimeerde] het feitelijk in haar macht om een einde te maken aan de overtredingen. De Gemeente heeft [geïntimeerde] dan ook primair als overtreder aangemerkt, zodat volgens de Gemeente de kosten van bestuursdwang op grond van artikel 5:25 lid 1 Awb voor rekening van [geïntimeerde] komen.
4.2.2.Subsidiairheeft de Gemeente [geïntimeerde] aansprakelijk geacht op grond van het artikel 5.26 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Ingevolge het eerste lid van dit artikel kan een overheidslichaam de kosten gemaakt voor het beheer en opruimen van afvalstoffen ten aanzien waarvan in strijd is gehandeld met de Wet milieubeheer verhalen op degene door wiens onrechtmatige daad de kosten zijn veroorzaakt of op degene die anderszins krachtens burgerlijk recht buiten overeenkomst aansprakelijk is voor de gevolgen daarvan. Volgens de Gemeente heeft [geïntimeerde] onrechtmatig gehandeld door de geconstateerde overtreding mede te veroorzaken, althans deze verwijtbaar niet te beëindigen.
Op grond van het bepaalde in het tweede lid van artikel 5.26 Wabo is het tevens mogelijk om de kosten van het beheer van de afvalstoffen te verhalen op degene die daardoor ongerechtvaardigd is verrijkt. Door de uitoefening van de bestuursdwang is [geïntimeerde] in staat gesteld om haar bedrijfsactiviteiten (onbelemmerd) voort te zetten en is zij volgens de Gemeente aldus ongerechtvaardigd verrijkt.
4.2.3.De Gemeente heeft in haar inleidend verzoekschrift voorts het volgende gesteld. Gezien het faillissement van [onderneming] en de mededelingen van de curator over de beperkte boedel is de kans dat [onderneming] verhaal biedt voor de kosten van de bestuursdwang
(€ 941.619,98) minimaal. De kans dat Holding [holding] B.V. en [vastgoed] Vastgoed B.V. verhaal bieden is gezien het faillissement van [onderneming] , de vordering van [bank] uit hoofde van de concernfinanciering ad 1,7 miljoen euro en de aan [bank] verschafte zekerheden, gering. De Gemeente is derhalve van mening dat zij er recht en belang bij heeft om de onder punt 19 a t/m f van haar verzoekschrift genoemde conservatoire beslagen ten laste van [geïntimeerde] te leggen tot zekerheid van haar vordering op [geïntimeerde] (de kosten in verband met de uitgeoefende bestuursdwang). Voorts wenst de Gemeente middels het beslag de mogelijke verhaalsmiddelen van [geïntimeerde] veilig te stellen, nu de Gemeente heeft geconstateerd dat er een transportband met een optische scheider (eigendom van [geïntimeerde] ) van de inrichting is verwijderd en zij vreest dat er meer roerende zaken zullen worden verwijderd.
De Gemeente heeft de voorzieningenrechter dan ook verzocht:
a. haar verlof te verlenen voor het leggen van de in randnummer 19 sub a t/m f van het (inleidend) verzoekschrift genoemde beslagen ten laste van [geïntimeerde] ;
b. de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 700 lid 3 Rv te bepalen op veertien dagen na het eerst gelegde beslag;
c. het bedrag waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van nog te vervallen rente en kosten, op € 1.159.944,-- vast te stellen.