Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juli 2015 in de zaak tussen
Biogas Nistelrode B.V., te Nistelrode, eiseres
het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, verweerder
Procesverloop
15.00 uur geledigd dient te zijn. Tevens dient zij er zorg voor te dragen dat de betreffende vloeistoffen van de bodem tussen het talud en de houtwal worden verwijderd en verwijderd blijven (primaire besluit). Hierbij is eiseres aangezegd dat de door verweerder te maken kosten op basis van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op haar zullen worden verhaald.
SHE 14/3132) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
Overwegingen
Bij de beantwoording van die vraag neemt zij de informatie waarover verweerder beschikte op het moment van het primaire besluit tot uitgangspunt. Voor zover partijen hebben gewezen op de nadien door Fugro en Tauw opgemaakte rapporten in verband met de oorzaak van de lekkage, zijn deze niet van belang. De rapporten zijn slechts van belang voor zover ze zouden aantonen dat verweerder op basis van de informatie die hem bij het eerste primaire besluit ter beschikking stond, de lekkage niet als ongewoon voorval heeft mogen kwalificeren.
De rechtbank kwalificeert de in deze zaak opgelegde last onder bestuursdwang als een besluit in de zin van artikel 5:24 van de Awb: er wordt een last opgelegd met een daaraan verbonden begunstigingstermijn. De rechtbank acht voorstelbaar dat in de bezwaarfase een dergelijke last onder bestuursdwang wordt gericht aan overtreders, die niet zijn genoemd in het primaire besluit zolang deze overtreders in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord, de last inhoudelijk niet wordt gewijzigd en nog niet ten uitvoer is gelegd. Dat is hier echter niet het geval. Eiser is eerst als overtreder aangemerkt ten tijde van het eerste bestreden besluit, toen de bestuursdwang reeds door verweerder ten uitvoer was gelegd. Eiser was daardoor niet in de gelegenheid de last zelf te laten uitvoeren en was er evenmin van op de hoogte dat op hem persoonlijk de kosten zouden worden verhaald. Dit acht de rechtbank in strijd met artikel 7:11 van de Awb en de hieruit voortvloeiende grenzen aan een volledige heroverweging. De rechtbank is daarom van oordeel dat het eerste bestreden besluit, voor zover hierbij eiser als overtreder is aangemerkt, is genomen in strijd met artikel 7:11, gelezen in samenhang met artikel 5:25, tweede lid, van de Awb. Bovendien heeft verweerder niet voldaan aan de in 5:31, tweede lid, van de Awb genoemde verplichting om na de tenuitvoerlegging van de last zo spoedig mogelijk een besluit bekend te maken aan eiser, omdat na het tenuitvoerleggen van de bestuursdwang ongeveer zeven maanden zijn verstreken. Gelet op het bovenstaande kan in het midden blijven of eiser kan worden vereenzelvigd met eiseres. Overigens is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres terecht als overtreder heeft aangemerkt. Deze beroepsgrond slaagt.
Beslissing
- verklaart de beroepen van eisers gegrond;
- vernietigt het eerste bestreden besluit voor zover daarbij eiser als overtreder is aangemerkt en vernietigt het tweede bestreden besluit voor zover daarbij eiser is aangeschreven de kosten van het tenuitvoerleggen van de bestuursdwang te voldoen en laat de bestreden besluiten voor zover deze zijn gericht tot eiseres in stand;