Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende die een eenmanszaak drijft en zijn woning als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd. De belanghebbende en zijn partner, die niet gehuwd zijn maar een notariële samenlevingsovereenkomst hebben, hebben een woonboerderij gekocht en deze met hun kinderen bewoond. De belanghebbende heeft in zijn aangiften de gehele woning als ondernemingsvermogen geëtiketteerd. De Inspecteur van de Belastingdienst betwist deze etikettering en stelt dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan, wat door het Hof als tardief wordt beschouwd. Het Hof oordeelt dat de woning niet aan de vereisten voldoet om als ondernemingsvermogen te worden aangemerkt, omdat niet is voldaan aan het 10%-vereiste voor zakelijk gebruik. Het hoger beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd. De zaak behandelt belangrijke aspecten van het belastingrecht, waaronder de etikettering van vermogen en de voorwaarden voor het gebruik van een woning in een onderneming.