ECLI:NL:RBARN:2010:BO6483

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1515
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van vermogensetikettering van een woning naar ondernemingsvermogen na verbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een huisarts, en de inspecteur van de Belastingdienst Rivierenland over de etikettering van een woning. Eiser had de woning, waarin hij ook zijn praktijkruimte had, tot zijn privévermogen gerekend. Na verbouwingswerkzaamheden in 2006, waarbij de praktijkruimte vergroot werd, stelde eiser dat hij de woning voortaan volledig tot zijn ondernemingsvermogen mocht rekenen. De inspecteur was van mening dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze wijziging rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat de woning, gezien de verbouwing en het toegenomen zakelijke gebruik, nu als keuzevermogen kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, en bepaalde dat de belastingaanslag moest worden verminderd. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest hij het griffierecht vergoeden. De rechtbank benadrukte dat wijzigingen in het gebruik van een vermogensbestanddeel kunnen leiden tot herziening van de etikettering, en dat eiser nu voor het eerst de keuze had om de woning als ondernemingsvermogen te kwalificeren.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/1515
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 7 december 2010
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (aanslagnummer [000].H.66), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 87.195 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.216. Bij beschikking is € 80 heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 maart 2010 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 22 april 2010, ontvangen door de rechtbank op 23 april 2010, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2010 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde mr. [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser is huisarts en werkzaam in een maatschap van huisartsen te [Z]. De maatschap beschikt over een eigen praktijkruimte op het adres [A-straat 1] te [Z].
Eiser woont sinds 1990 op het adres [A-straat 2] te [Z] (hierna: de woning). Een gedeelte van de eerste verdieping van de woning (hierna: de praktijkruimte) is in gebruik ten behoeve van eisers onderneming. In de praktijkruimte verricht hij keuringen en administratieve werkzaamheden. Eiser heeft de woning vanaf de aankoop volledig tot zijn privé vermogen gerekend. De inhoud van de praktijkruimte bedroeg tot de hierna te noemen verbouwing ongeveer 8% van de inhoud van de woning.
In de loop van het jaar 2006 zijn verbouwingswerkzaamheden aan de woning verricht. Op de eerste verdieping zijn werkzaamheden verricht die hebben geleid tot een vergroting van de praktijkruimte. De verbouwingswerkzaamheden bestonden uit het plaatsen van twee dakkapellen en het samenvoegen van twee kamers en een loggia tot één kamer. De inhoud van de praktijkruimte bedroeg na de hiervoor genoemde verbouwing ongeveer 12% van de inhoud van de gehele woning. De praktijkruimte heeft geen eigen ingang en is slechts bereikbaar via de gang en trap van de woning. De praktijkruimte heeft zowel voor als na de verbouwing geen eigen sanitaire voorzieningen.
Eiser heeft de woning in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2006 volledig tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. Hij heeft de waarde daarvan (€ 550.000) en de gemaakte verbouwingskosten (€ 63.197) op zijn balans geactiveerd. Verweerder heeft de etikettering als bedrijfsvermogen geweigerd. Dit leidde tot een verhoging van het aangegeven inkomen uit werk en woning van € 85.998 met € 1.197 tot € 87.195.
3. Geschil
In geschil is de vraag of de vergroting van het voor zakelijke doeleinden gebruikte gedeelte van de woning een omstandigheid is die eiser het recht geeft de woning voortaan volledig tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend. Verweerder beantwoordt deze vraag ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de feiten blijkt dat de woning één eigendom vormt en zowel voor als na de verbouwing in juridische zin niet in onderdelen splitsbaar is. De praktijkruimte is niet fysiek gescheiden van de rest van de woning en is - zonder ernstige verstoring van het privé woongenot van eiser - niet afzonderlijk verhuurbaar. Op grond hiervan moet de woning voor het vraagstuk van de vermogensetikettering naar het oordeel van de rechtbank als één vermogensbestanddeel worden behandeld.
Het zakelijke gebruik van de woning bedroeg voor de verbouwing minder dan 10%. Partijen nemen gezamenlijk het standpunt in, en de rechtbank sluit zich daarbij aan, dat een dergelijk gering zakelijk gebruik er toe leidde dat de woning vanaf de aankoop in zijn geheel tot het verplichte privévermogen van eiser behoorde.
Na de verbouwingswerkzaamheden in 2006 heeft eiser een groter gedeelte van de woning voor zijn onderneming in gebruik genomen. Eiser is van mening dat het toegenomen zakelijke gebruik van de woning hem een keuzerecht geeft. Verweerder bestrijdt deze zienswijze. Volgens verweerder is geen sprake van een bijzondere omstandigheid die herziening van de keuze rechtvaardigt. Van een bijzondere omstandigheid is volgens verweerder sprake bij een wetswijziging, wijziging van de aanwending van het pand of bij een ingrijpende verbouwing. Verweerder neemt het standpunt in dat geen van die drie omstandigheden zich voordoet.
Met partijen is de rechtbank van oordeel dat wanneer de woning in de huidige staat zou worden aangeschaft, deze – omdat meer dan 10% van de woning zakelijk wordt gebruikt – in beginsel volledig tot het ondernemingsvermogen zou mogen worden gerekend. De rechtbank sluit hiervoor aan bij de beslissing van het Gerechtshof Arnhem van 30 maart 2004, nr. 03/0626, LJN AO8163, VN 2004/35.10.
Wijzigingen in het gebruik van een vermogensbestanddeel kunnen er toe leiden dat de etikettering van dat vermogensbestanddeel mag of moet worden herzien. Een vermogensbestanddeel dat bijvoorbeeld verplicht ondernemingsvermogen vormde kan door wijziging in het gebruik verplicht privévermogen gaan vormen. Verplicht ondernemings- of privévermogen kan wijzigen in keuzevermogen. Anders dan verweerder betoogt, is ten aanzien van de woning geen sprake van herziening van een eerder gemaakte keuze. De woning behoorde immers, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, tot aan de verbouwing in zijn geheel tot het verplichte privé vermogen. Van een keuze daarvoor was geen sprake. Door de verbouwing wijzigt echter de status van de woning van verplicht privévermogen in keuzevermogen. Een keuzemogelijkheid ontstaat die er eerder niet was. Daarom staat het eiser vrij in het jaar 2006 voor de eerste maal een keuze uit te brengen en daarbij voor kwalificatie als ondernemingsvermogen te kiezen.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Het beroep wordt geacht mede tegen de in rekening gebrachte heffingsrente gericht te zijn. Nu het beroep tegen de aanslag gegrond is, dient ook het beroep tegen de in rekening gebrachte heffingsrente gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 85.998 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.216;
- vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 874;
- gelast dat de verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 7 december 2010
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.