Immobile heeft in hoger beroep elf grieven aangevoerd. Immobile heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot toewijzing van de volgende, in hoger beroep gewijzigde, vorderingen:
Primair:
I. Van Lanschot te gebieden de bancaire relatie met Immobile voort te zetten, inhoudende dat Van Lanschot haar contractuele afspraken jegens Immobile dient na te komen als contractuele wederpartij en schuldeiser van de vorderingen, met inachtneming van de op haar rustende zorgplichten en volgens maatstaven van redelijkheid en billijkheid;
II. Van Lanschot te verbieden haar rechtsverhouding met Immobile over te dragen aan een derde zonder uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van Immobile;
III. Van Lanschot te verbieden de vorderingen uit hoofde van de geldleningen middels cessie over te dragen;
IV. Van Lanschot te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van telkens € 100.000,00 ineens voor iedere niet-nakoming van enig onderdeel van de onder I, II en III omschreven bevelen, geboden en veroordelingen, alsmede € 10.000,00 voor iedere dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) dat deze niet-nakoming voortduurt.
Subsidiair:
I. Van Lanschot te gebieden dat zij bewerkstelligt dat de vorderingen uit hoofde van de verstrekte geldleningen terug worden overgedragen aan haar door Promontoria;
II. Van Lanschot te gebieden dat zij haar contractuele afspraken jegens Immobile nakomt als contractuele wederpartij en schuldeiser van de vorderingen, met inachtneming van de op haar rustende zorgplichten en volgens maatstaven van redelijkheid en billijkheid;
III. Van Lanschot te verbieden haar rechtsverhouding met Immobile over te dragen aan een derde zonder uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van Immobile;
IV. Van Lanschot te verbieden de vorderingen uit hoofde van de geldleningen middels cessie over te dragen;
V. Van Lanschot te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van telkens € 100.000,00 ineens voor iedere niet-nakoming van enig onderdeel van de onder I, II en III omschreven bevelen, geboden en veroordelingen, alsmede € 10.000,00 voor iedere dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) dat deze niet-nakoming voortduurt.
Meer subsidiair:
I. Van Lanschot te gebieden de op haar rustende zorgplichten jegens Immobile in acht te nemen, inhoudende dat Van Lanschot dient te bewerkstelligen dat Promontoria zich als schuldeiser jegens Immobile opstelt zoals Van Lanschot als een onder toezicht staande bank gehouden is zich op te stellen jegens Immobile;
II. Van Lanschot te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van telkens € 100.000,00 ineens voor iedere niet-nakoming van enig onderdeel van de onder I, II en III omschreven bevelen, geboden en veroordelingen, alsmede € 10.000,00 voor iedere dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) dat deze niet-nakoming voortduurt.
En zowel primair als subsidiair en meer subsidiair:
I. Van Lanschot te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.