In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van een aanslag in de reclamebelasting die aan de belanghebbende is opgelegd door de gemeente Schijndel. De belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak in Schijndel, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag van € 625 voor het jaar 2014, die is opgelegd op basis van de Verordening reclamebelasting 2012. De Heffingsambtenaar heeft de aanslag gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Oost-Brabant. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 1 september 2016 heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de gebiedsafbakening voor de reclamebelasting onterecht was en dat hij geen profijt had van de activiteiten die door de stichting Citymanagement werden gefinancierd met de opbrengst van de reclamebelasting. De Heffingsambtenaar verdedigde de rechtmatigheid van de aanslag en de gebiedsafbakening, waarbij hij stelde dat de gemeenteraad in redelijkheid had kunnen besluiten tot deze afbakening.
Het Hof oordeelde dat de reclamebelasting een algemene belasting is en dat de gemeente de heffing kan beperken tot een bepaald gebied, mits er een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor is. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de belanghebbende niet kon aantonen dat de gebiedsafbakening onterecht was. De belanghebbende had geen recht op teruggave van het griffierecht en er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling.