Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
27.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 14 juni 2016;
- de akte houdende uitlating na tussenarrest van [appellant] .
28.De verdere beoordeling
€ 238.354,32
f 14.471,38
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze letselschadezaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven, heeft een geschil met London Verzekeringen N.V., vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. De zaak betreft de berekening van schadevergoeding na een ongeval, waarbij de appellant aanspraak maakt op schadevergoeding voor verlies van arbeidsvermogen en smartengeld. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen en heeft nu de schadeopstelling van de appellant beoordeeld, inclusief de invulling van het persoonsgebonden budget (PGB) voor zijn zoon.
Het hof heeft vastgesteld dat de schadeopstelling van de appellant, die onder andere bestaat uit vastgestelde schade tot en met 1999, schade wegens verlies van arbeidsvermogen, en smartengeld, correct is. De verzekeraar, London, heeft verweer gevoerd tegen de berekening van de schade en de invulling van het PGB. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant voldoende heeft aangetoond dat de zorg voor zijn zoon niet door hem, maar door anderen werd ingevuld, en dat de gebruikelijke ouderlijke zorg niet op geld waardeerbaar is.
De uitspraak leidt tot de conclusie dat London veroordeeld wordt tot betaling van een schadevergoeding van € 135.021,09, inclusief wettelijke rente over een bedrag van € 184.872,00 vanaf 26 mei 2015. Daarnaast is London veroordeeld tot het verstrekken van een belastinggarantie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de proceskosten aan de zijde van de appellant toegewezen.