Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
[B] en [C] .
2.Feiten
Hof: bedoeld zal zijn: uiterlijk
12 juni 2013).
Op 23 september 2013 heeft de Inspecteur telefonisch overleg gehad met mr. [F] , die tijdens dat overleg met een beroep op het verschoningsrecht in de zin van artikel 53a AWR geweigerd heeft informatie met betrekking tot de factuur te verstrekken. Belanghebbende heeft mr. [F] opdracht gegeven die informatie niet te verstrekken.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.
4.Gronden
nr. 12/05526, ECLI:NL:HR:2014:1194, volstaat de hiervoor gestelde mededeling niet indien belanghebbende niet in redelijkheid kan worden tegengeworpen, dat zij van de geboden mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Zulks is in casu evenwel gesteld noch gebleken.
Het Hof stelt voorop dat het hier geen getuigen betreffen die door belanghebbende zijn opgeroepen, doch niet zijn verschenen, zodat reeds naar de letter artikel 8:63, lid 3, van de Awb toepassing mist. Had belanghebbende de getuigen opgeroepen, dan wijst niets erop dat de getuigen niet zouden verschijnen. Voorts is het Hof van oordeel dat de getuigen niets kunnen verklaren dat niet al eerder in de procedure is verklaard of verklaard had kunnen worden. Ten aanzien van mevrouw [G] en mevrouw [H] heeft belanghebbende zelf aangegeven dat deze enkel hun eerdere, voor de Rechtbank afgelegde verklaring, zouden herhalen, en ten aanzien van mr. [F] geldt dat vanaf de aanslagregeling tot kort voor de zitting bij het Hof openheid van zaken had kunnen worden gegeven, maar belanghebbende zelf verhinderd heeft (zie ook het overwogene onder 4.7) dat die informatie overgelegd werd. Het vorenstaande in acht nemende, alsmede het belang van een voortvarende behandeling van de zaken, heeft het Hof doen besluiten de door belanghebbende genoemde getuigen niet op roepen.
mr. [E] van [naam 1] Advocaten. Dit alles maakt, aldus belanghebbende, dat de rechtmatigheid van de aftrekpost advocaatkosten van € 12.605 sluitend is aangetoond.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep in beide zaken ongegrond;
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.