In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Heffingsambtenaar van de gemeente Asten tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant. De Rechtbank had de legesnota van € 16.586,64, opgelegd aan belanghebbende voor het verlenen van een omgevingsvergunning, vernietigd. De Heffingsambtenaar stelde dat de leges correct waren vastgesteld en dat de opbrengstlimiet van de legesverordening niet was overschreden. De Rechtbank had de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en teruggave van het griffierecht aan belanghebbende.
Tijdens de zitting op 21 januari 2015 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betwistte de verbindendheid van de legesverordening en de hoogte van de legesnota, terwijl de Heffingsambtenaar de juistheid van de leges verdedigde. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende inzicht had verschaft in de geraamde baten en lasten en dat de opbrengstlimiet niet was overschreden. Het Hof concludeerde dat de legesverordening niet onverbindend was en dat de legesnota correct was vastgesteld.
Het Hof verklaarde het hoger beroep van de Heffingsambtenaar gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar ongegrond. De beslissing werd op 20 maart 2015 uitgesproken, met de mogelijkheid voor beide partijen om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.