In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de legesheffing door de gemeente Dantumadiel. De belanghebbende had in 2011 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een woonhuis met garage, waarvoor een bedrag van € 4853,35 aan leges was geheven. De heffing was gebaseerd op de Legesverordening 2011 van de gemeente Dantumadiel en de bijbehorende Tarieventabel. De belanghebbende stelde dat de opbrengsten van de leges niet de geraamde lasten mochten overschrijden, zoals bepaald in artikel 229b van de Gemeentewet. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had in zijn uitspraak geoordeeld dat de heffingsambtenaar gelijk had, en dat de toetsing van de opbrengstlimiet moest plaatsvinden op basis van de totale geraamde baten en lasten van de gehele verordening, en niet alleen op die van de omgevingsvergunningen.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geen wijziging had gebracht in de relevante bepalingen van de Gemeentewet. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van de opbrengstlimiet moet plaatsvinden in het licht van de ontstaansgeschiedenis van de wetgeving, waarbij de totale geraamde baten en lasten van de legesverordening in aanmerking moeten worden genomen. De overige klachten van de belanghebbende werden eveneens verworpen, en de Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.