3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Weller Wonen heeft de woning aan de [adres] te [vestigingsplaats] met ingang van 8 februari 2010 voor onbepaalde tijd verhuurd aan [geïntimeerde 2] .
[geïntimeerde 2] is in het huwelijk getreden met [geïntimeerde 1] , waardoor [geïntimeerde 1] op de voet van artikel 7:266 BW medehuurder van de woning is geworden.
Artikel 2.3 van de huurovereenkomst luidt als volgt:
“Het is de huurder of de in het gehuurde aanwezige derden verboden in of vanuit het gehuurde middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te bereiden, te laten bereiden, te bewerken, te laten bewerken, te verwerken, te laten verwerken, te verkopen, te laten verkopen, af te leveren, af te laten leveren, te verstrekken, te laten verstrekken, aanwezig te hebben, aanwezig te laten hebben, te vervaardigen of te laten vervaardigen, in welke getale of hoeveelheden dan ook.”
Weller Wonen hanteert een “zero tolerance beleid” met betrekking tot verdovende middelen. Weller Wonen heeft dat beleid onder meer op haar website gepubliceerd met de volgende tekst:
“Zero Tolerance Beleid
Voor uw veiligheid én die van uw buren hanteren wij een zero-tolerance-beleid met betrekking tot verdovende middelen c.q. middelen als bedoeld in art. 2 en 3 van de Opiumwet. Het is dan ook niet toegestaan om deze middelen te (laten) bereiden, te (laten) be- en/of verwerken, te (laten) verkopen , af te (laten) leveren, te (laten) verstrekken, aanwezig te (laten) hebben of te (laten) vervaardigen in uw woning, in welke getale of hoeveelheden dan ook.
Dit geldt ook voor het kweken of aanwezig hebben van hennep(planten).
Bij niet naleving zullen wij direct maatregelen nemen en een gerechtelijke procedure starten om tot een onmiddellijke ontruiming van het gehuurde en een ontbinding van de huurovereenkomst te geraken.”
Weller Wonen heeft als productie 3 bij de inleidende dagvaarding een “RAPPORT Verstrekking politiegegevens” van 3 juli 2013 overgelegd. In dat rapport heeft een hoofdagent van Politie Regio Limburg Zuid onder meer het volgende verklaard:
“Op maandag 17 juni 2013 tijdens een doorzoeking in de woning van [geïntimeerde 1] (…) gelegen op de [adres] te (…) [vestigingsplaats] 3 plakken hasjiesj aangetroffen.
De plakken hasjiesj zijn op het politiebureau te [vestigingsplaats] getest en gewogen.
Test 1, 14:45 uur: rode indicatie, wat duidt op hasj, gewicht: 10 gram
Test 2, 14:46 uur: rode indicatie, wat duidt op hasj, gewicht: 10 gram
Test 3, 14:47 uur: rode indicatie, wat duidt op hasj, gewicht: 10 gram”
Bij brief van 16 augustus 2013 heeft de advocaat van Weller Wonen aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] meegedeeld dat zij tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het gehuurde als drugshuis te gebruiken althans door een substantiële hoeveelheid hash in huis te hebben. In de brief is aangekondigd dat Weller Wonen vanwege deze tekortkoming tot ontbinding van de huurovereenkomst wil komen en is aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] de gelegenheid gegeven om de huurovereenkomst zelf op te zeggen zodat de kosten van een gerechtelijke procedure kunnen worden bespaard.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben de huurovereenkomst niet zelf opgezegd.
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde Weller Wonen in eerste aanleg:
I. ontbinding van de huurovereenkomst;
II. veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tot ontruiming van het gehuurde;
III. hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tot betaling van de lopende huur totdat de huurovereenkomst is ontbonden en tot betaling van een gebruiksvergoeding ter hoogte van de huur vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan het tijdstip dat Weller Wonen het gehuurde onder dezelfde voorwaarden aan een ander heeft verhuurd;
met veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Weller Wonen, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het gehuurde als drugshuis te gebruiken althans door een substantiële hoeveelheid hasj in huis te hebben. In de gegeven omstandigheden heeft Weller Wonen er belang bij dat de huurovereenkomst wordt beëindigd.
3.2.3.[geïntimeerde 2] heeft in eerste aanleg bij conclusie van antwoord verweer gevoerd. Bij gelegenheid van de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen is namens [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] verweer gevoerd. Het gevoerde verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.In het eindvonnis van 12 maart 2014 heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt overwogen.
De kantonrechter zal uitgaan van de veronderstelling dat het door de politie aangetroffen materiaal hasj betrof en dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] deze hasj aanwezig hebben gehad in de zin van artikel 2.3 van de huurovereenkomst (rov. 3.1).
Uitgaande van deze veronderstelling, moet worden geconcludeerd dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst (rov. 3.5).
Van enige gevaarzetting of overlast door de aanwezigheid van de hasj is niet gebleken. Naast het enkele feit dat de hasj is aangetroffen, zijn er geen aanwijzingen voor de stelling van Weller Wonen dat het gehuurde als “drugspand” werd gebruikt en dat de hasj bestemd was voor de handel (rov. 3.7 en 3.8).
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] bewonen het gehuurde al vanaf 8 februari 2010, en hebben twee kleine kinderen. Als de tekortkoming wordt afgezet tegen het woonbelang van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] moet worden geconcludeerd dat de tekortkoming gezien haar geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (rov. 3.9).
Op grond van deze overwegingen heeft de kantonrechter de vorderingen van Weller Wonen afgewezen en Weller Wonen in de proceskosten veroordeeld.