ECLI:NL:HR:2009:BH0762
Hoge Raad
- Cassatie
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst woonruimte wegens ernstige tekortkoming door huurder voor huwelijk; rechtsgevolgen voor echtgenote als medehuurder
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eiseres, Stichting WonenBreburg, had de huurovereenkomst met [verweerder 1] ontbonden wegens ernstige tekortkomingen, namelijk het inrichten van een hennepkwekerij in de gehuurde woning. De huurder, [verweerder 1], had deze tekortkomingen begaan voordat hij in het huwelijk trad met [verweerster 2], die ook als medehuurder werd beschouwd. De vraag die aan de orde was, was of de ontbinding van de huurovereenkomst ook gevolgen had voor [verweerster 2], die na de tekortkomingen medehuurder was geworden.
De Hoge Raad oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst, die was gebaseerd op de tekortkomingen van de huurder, ook van toepassing was op de medehuurder. De wetgeving, met name artikel 7:266 BW, biedt de echtgenoot of geregistreerde partner van een huurder de status van medehuurder, maar dit betekent niet dat de medehuurder niet aansprakelijk kan worden gesteld voor tekortkomingen die vóór zijn toetreding tot de huurovereenkomst hebben plaatsgevonden. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en medehuurders in het geval van ernstige tekortkomingen en de gevolgen daarvan voor de huurovereenkomst. De Hoge Raad concludeerde dat de echtgenote, die als medehuurder was aangemerkt, niet kon ontsnappen aan de gevolgen van de ontbinding van de huurovereenkomst, aangezien zij op de hoogte was van de tekortkomingen en deze niet te goeder trouw was ten aanzien van de situatie.