ECLI:NL:GHSHE:2015:305

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
HD 200.070.892_01 en HD 200.074.641_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen tussenarrest in civiele zaak met exoneratie en relativiteitsverweer

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in twee samenhangende zaken, genummerd HD 200.070.892/01 en HD 200.074.641/01. De appellant, Teken- en Adviesbureau 'Tekholl', heeft in de eerste zaak een beroep gedaan op een exoneratiebeding dat door het hof is verworpen. Het hof heeft in een eerder arrest van 2 december 2014 geoordeeld dat er nog geen eindbeslissing is gegeven over andere onderdelen van het exoneratiebeding en heeft een deskundigenonderzoek in het vooruitzicht gesteld. In de tweede zaak, HD 200.074.641/01, heeft het hof een relativiteitsverweer van de principaal geïntimeerde, Veka Scheepsbouw B.V., grotendeels gehonoreerd, maar de mogelijkheid open gelaten dat de Staat der Nederlanden onder bepaalde omstandigheden geen beroep op dit verweer zou kunnen doen. Het hof heeft besloten het deskundigenonderzoek uit te breiden met enkele vragen die relevant zijn voor beide zaken.

De appellant heeft het hof verzocht om de uitspraak van 2 december 2014 vatbaar te maken voor tussentijdse cassatie, omdat hij niet akkoord gaat met de beslissing en duidelijkheid wenst voordat uitvoering wordt gegeven aan het tussenarrest. De Staat, als partij in de tweede zaak, heeft ook zijn standpunt kenbaar gemaakt, maar het hof heeft dit voor kennisgeving aangenomen zonder verdere beoordeling. Uiteindelijk heeft het hof besloten dat er tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen het arrest van 2 december 2014, en dat de beslissing in de tweede zaak wordt aangehouden totdat op het cassatieberoep is beslist.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
arrest van 3 februari 2015
in de zaken van:
zaaknummer HD.200.070.892:
[appellant] , h.o.d.n. Teken- en Adviesbureau "Tekholl",
zaakdoende te [zaaksplaats] ,
principaal appellant,
incidenteel geïntimeerde
advocaat: mr. H.A. Bravenboer,
tegen:
Veka Scheepsbouw B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
principaal geïntimeerde,
incidenteel appellante,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
en
zaaknummer HD.200.074.641
Veka Scheepsbouw B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
Staat der Nederlanden(Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Toezichteenheid Scheepvaart, voorheen Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Scheepvaart),
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
advocaat: mr. drs. H.J.S.M. Langbroek,
als aanvulling op het door het hof in hoger beroep gewezen arrest van 2 december 2014 op het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder nummer 157591/HA ZA 06-387 gewezen vonnis van 23 juni 2010.

14.Het arrest van 2 december 2014

In de zaak onder zaaknr. HD 200.070.892/01:
Bij genoemd arrest heeft het hof onder meer geoordeeld dat het door Tekholl gedaan beroep op het in de tweede volzin van art. 13 lid 1 van de Metaalunievoorwaarden besloten liggende exoneratiebeding diende te worden verworpen.
Omtrent andere onderdelen van het exoneratiebeding en omtrent de verweten tekortkomingen is nog geen eindbeslissing gegeven. Het hof heeft een deskundigenonderzoek in het vooruitzicht gesteld.
In de zaak onder zaaknr. HD 200.074.641/01:
Hierin speelde in het bijzonder een relativiteitsverweer dat door het hof grotendeels is gehonoreerd. Het hof liet evenwel de mogelijkheid open dat desondanks onder omstandigheden de Staat daarop geen beroep zou kunnen doen en breidde daarom het in de andere zaak te gelasten deskundigenonderzoek met enkele vragen uit.

15.Het verzoek

Bij brief van de advocaat van Tekholl van 6 januari 2015, welke brief in het ongerede is geraakt doch andermaal is ingezonden met een begeleidend schrijven van 15 januari 2015, ingekomen ter griffie van het hof op 16 januari 2015, heeft Tekholl het hof verzocht de uitspraak van 2 december 2014 in de zaak onder zaaknr. HD 200.070.892/01 alsnog vatbaar te maken voor tussentijdse cassatie. Zij stelt het niet eens te zijn met de hiervoor weergegeven beslissing en wenst daaromtrent duidelijkheid te krijgen voordat uitvoering wordt gegeven aan het tussenarrest, waarbij het deskundigenonderzoek in het vooruitzicht werd gesteld.
De wederpartij, Veka, heeft haar standpunt niet bekend gemaakt.
Wel heeft de Staat, partij in de zaak onder zaaknr. HD 200.074.641, zich bij brief van zijn advocaat van 13 januari 2015 eveneens – om andere redenen – op het standpunt gesteld dat het deskundigenbericht niet, althans niet in de zaak waarin zij als partij betrokken is, dient te worden gelast. Overigens geeft de Staat daarbij zelf aan zich ervan bewust te zijn dat dit standpunt naar voren gebracht dient te worden bij akte, doch dat het te verwachten valt dat die akte eerst over jaren genomen zal kunnen worden.

16.De beoordeling van het verzoek

Het hof heeft zich beraden op het verzoek en acht het doelmatig thans cassatieberoep open te stellen tegen het tussen partijen gewezen arrest van 2 december 2014, en daarmee de op 20 maart 2012 en 18 juni 2013 gewezen tussenarresten.
Het hof heeft voorts de visie van de Staat voor kennisgeving aangenomen. Deze behoeft thans nog geen beoordeling.

17.De beslissing

Het hof:
In de zaak onder zaaknr. HD 200.070.892/01:
Bepaalt dat tegen het arrest van 2 december 2014 – en daarmee tegen de arresten van 18 juni 2013 en 20 maart 2012 - tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld.
In de zaak onder zaaknr. HD 200.074.641/01:
Houdt de beslissing aan, totdat op het beroep in cassatie in de zaak onder zaaknr. HD 200.070.892/01 is beslist.
Dit arrest is gewezen door mrs. mrs. J.M. Brandenburg, H.A.W. Vermeulen en R.R.M. de Moor en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 februari 2015.