Uitspraak
zaakdoende te [plaats],
gevestigd te Werkendam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) Veka houdt zich onder meer bezig met advisering en bemiddeling bij nieuwbouw van schepen.
- ii) [B] B.V. (hierna [B]) heeft bij Veka het casco besteld van een multifunctioneel beunschip (hierna: het schip) van ongebruikelijke afmetingen.
- iii) [eiser] heeft in opdracht van Veka berekeningen uitgevoerd. Mede op basis van deze berekeningen zijn vervolgens constructietekeningen voor het schip gemaakt. Het schip is volgens deze tekeningen gebouwd en opgeleverd.
- iv) Na enkele proefvaarten is het schip met nat zand geladen. Het is toen geknikt, waarbij de punten omhoog kwamen en het midden is gezakt. Het schip is hierna geborgen en gerepareerd.
- v) De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft onder meer geconcludeerd dat het schip kon knikken/plooien door een gebrek aan langsscheepse sterkte, welke constructiefout is terug te voeren op onjuiste sterkteberekeningen bij het ontwerp van het schip.
- vi) Schepen Onderlinge Nederland U.A. (hierna: SON) heeft als verzekeraar aan [B] een bedrag van € 666.788,01 betaald inzake de kosten van berging en reparatie en € 77.129,51 ter zake van expertisekosten. SON is in zoverre in de rechten van [B] getreden.
Bij tussenarrest van 2 december 2014 heeft het hof uit het deskundigenrapport afgeleid dat [eiser] in de relevante periode een beroepsaansprakelijkheidsverzekering had kunnen afsluiten, waarbij het bedingen van de RVOI-voorwaarden 2001 verplicht zou zijn gesteld (rov. 12.4.3).
4.Beslissing
24 juni 2016.