2.7.De staatssecretaris van Financiën heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen bij besluit van 16 december 2011. Deze beslissing op bezwaar luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:
‘3. Beoordeling van uw bezwaarschrift
U heeft in uw bezwaarschrift aangegeven dat de door u gevraagde stukken, zoals weergegeven in het verzoek, naar uw mening van essentieel belang zijn voor de waarheidsvinding en rechtmatigheidstoetsing. U bent van mening dat deze stukken niet vallen onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna Awr). (…)
De door u gevraagde stukken en daaruit af te leiden informatie zijn te onderscheiden in twee delen.
Allereerst de stukken van het aanmeldingstraject van een vermoedelijk fiscaal delict volgens de toenmalig geldende Aanmeldings-Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen, in uw verzoek van 22 augustus 2011 genummerd 1 tot en met 3.
Het lijkt mij evident dat deze behoren tot het fiscale dossier in ‘ruime’ zin. Het betreft immers informatie ten aanzien van een specifieke belastingplichtige waarbij, in het kader van de uitvoering van fiscale wetgeving, een redelijk vermoeden van een fiscaal strafbaar feit is ontstaan.
U heeft -tweemaal- inzage gekregen in het fiscale bezwaardossier. Dit dossier bevat alle van belang zijnde stukken die gebruikt zijn bij de oplegging van de door u bestreden aanslagen. Dit is het bezwaardossier ofwel het fiscale dossier in 'enge' zin. Op grond van artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht heeft u recht op inzage in deze stukken en u heeft van dit recht ook daadwerkelijk gebruik gemaakt.
De door u gevraagde stukken genummerd 1 tot en met 3 zien echter niet op de fiscaliteit van de opgelegde aanslagen en behoren dan ook niet tot het bezwaardossier.
Naar mijn mening rust op deze stukken de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 Awr.
Voor zover er sprake zou zijn van een redelijk vermoeden van het plegen van een commuun delict kan dit door de Belastingdienst gemeld worden aan de Officier van Justitie. Deze melding ziet evident niet op fiscale aspecten en behoort om die reden dan ook niet tot het fiscale dossier. Voor zover u zou willen betogen dat deze stukken wél deel uitmaken van het fiscale dossier wil ik u erop wijzen dat het in het kader van de Wob niet mogelijk is dergelijke stukken op te vragen. In de Wob is in artikel 10, lid 2, letter c, een uitzonderingsgrond opgenomen voor 'de opsporing en vervolging van strafbare feiten'. Ik beroep mij dan ook op deze uitzonderingsgrond.
Tot dit eerste deel behoren ook de stukken 'overleg en vergaderstukken "[C]"”, in uw verzoek genummerd 5. De term “[C]” zal een verwijzing zijn naar de fiscale onderzoeken met betrekking tot de vennootschap [D] B.V.
Afgezien van het feit dat deze vennootschap geen deel van uw fiscale dossier uitmaakt en dit voor u een 'derde' is waarvoor onverkort mijn geheimhoudingsplicht van artikel 67 Awr van toepassing is, zitten alle hierop betrekking hebbende stukken die van belang zijn voor het opleggen van de door uw bestreden aanslagen onverkort in het bezwaardossier waarin u inzage heeft gekregen.
Ten tweede verzoekt u om inzage in een projectplan wat volgens u gebruikt is door een FIOD-medewerker bij de aanhouding. Dergelijke stukken worden vervaardigd binnen de opsporingsfase onder leiding van een Officier van Justitie. Een dergelijk projectplan maakt geen deel uit van het fiscale dossier. Ik kan deze dan ook niet aan u verstrekken. Voor inzage in dergelijke stukken zult u zich moeten wenden tot de Officier van Justitie.
Voor zover u zou willen betogen dat deze stukken wél deel uitmaken van het fiscale dossier wil ik u er ook bij deze stukken op wijzen dat het in het kader van de Wob niet mogelijk is dergelijke stukken op te vragen. In de Wob is in artikel 10, lid 2, letter c, een uitzonderingsgrond opgenomen voor 'de opsporing en vervolging van strafbare feiten’. Ook hierbij beroep ik mij op de genoemde uitzonderingsgrond van de Wob
4. Conclusie
Bij deze heroverweging van de eerdere beslissing op uw verzoek kom ik tot de conclusie dat op grond van artikel 67 van de Awr op mij een geheimhoudingsplicht rust. Ik heb uw verzoek op grond van de Wob getoetst aan artikel 67 van de Awr. Deze bepaling is een bijzondere openbaarmakingsregeling die prevaleert boven de Wob.
Voor zover er genoemde stukken onder mij berusten die niet behoren tot het fiscale dossier beroep ik mij op de uitzonderingsgrond van artikel 10, lid 2, letter c van de Wob.
5. Beslissing op uw bezwaarschrift
Ik wijs uw bezwaar af met een beroep op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Awr danwel de uitzonderingsgrond van artikel 10, lid 2, letter c van de Wob.’.