ECLI:NL:RBZWB:2013:5424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
AWB-13_789
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WOB-verzoek en onbevoegdheid rechtbank inzake geheimhoudingsverplichting AWR

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), dat door de staatssecretaris was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet rijksbelastingen (AWR). De rechtbank heeft vastgesteld dat tegen deze afwijzing uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld, en verklaarde zich onbevoegd om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de belanghebbende in beroep ging tegen de afwijzing van de staatssecretaris. De staatssecretaris had in zijn beslissing op bezwaar verwezen naar de geheimhoudingsverplichting en de belanghebbende werd geadviseerd om beroep in te stellen bij de rechtbank Breda. De rechtbank Breda heeft de zaak echter doorverwezen naar de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op haar beurt ook niet bevoegd bleek te zijn. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant de zaak niet kon behandelen.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de relevante jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aangehaald, waarin werd bevestigd dat artikel 67 van de AWR prevaleert boven de WOB. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, maar heeft wel bepaald dat het griffierecht van € 42 aan de belanghebbende moet worden terugbetaald, aangezien de onbevoegdheid niet aan de belanghebbende te wijten was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/789
uitspraak van 18 juli 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de Staatssecretaris van Financiën,
de staatssecretaris.
13/789
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de Staatssecretaris van Financiën van 16 december 2012 op de afwijzende beslissing op het verzoek van belanghebbende in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2013 te Eindhoven.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • gelast de griffier om aan belanghebbende het griffierecht van € 42 terug te betalen.

2.Gronden

2.1.
Belanghebbende heeft aan de staatssecretaris een verzoek gedaan in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB-verzoek). De staatssecretaris heeft het WOB-verzoek afgewezen, waarbij hij een beroep heeft gedaan op de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de AWR.
2.2.
Het bezwaar tegen deze afwijzende beslissing heeft de staatssecretaris op
16 december 2011 afgewezen. Bij de uitspraak op bezwaar zijn twee rechtsmiddelverwijzingen opgenomen. Volgens de eerste rechtsmiddelverwijzing diende belanghebbende beroep in te stellen bij de rechtbank Breda, sector bestuursrecht, voor zover belanghebbende het niet eens zou zijn met de beslissing het WOB-verzoek te toetsen aan artikel 67 van de AWR. Ten aanzien van de toepassing van de uitzonderingsgrond op basis van de WOB diende belanghebbende volgens de tweede rechtsmiddelverwijzing beroep in te stellen bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector bestuursrecht.
2.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector bestuursrecht. De meervoudige kamer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft geconcludeerd dat zij niet bevoegd is te beslissen op het door verweerder ingenomen standpunt over de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de AWR. De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft daarvoor verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 14 april 2010 (LJN: BM1041). Het beroepschrift is vervolgens met toepassing van artikel 6:15 van de Awb doorgezonden naar de belastingrechter van de rechtbank Breda.
2.4.
In de bovengenoemde uitspraak van de ABRvS overweegt de ABRvS het volgende:
“2.4. Uit het bovenstaande volgt dat met de wijziging is beoogd te voorkomen dat door toepassing van de Wob afbreuk zou kunnen worden gedaan aan de goede werking van onder meer artikel 67 van de Awr. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat artikel 67 van de Awr, zoals deze bepaling sinds 1 januari 2008 luidt, een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter is die prevaleert boven de Wob en dat de staatssecretaris het verzoek terecht heeft getoetst aan artikel 67 van de Awr.
2.5.
Ambtshalve overweegt de Afdeling dat tegen het op grond van artikel 67 van de Awr genomen besluit van de staatssecretaris ingevolge de in artikel 26, eerste lid, van de Awr, gelezen in verbinding met de artikelen 27, 27h, eerste lid, en 28, eerste lid, van die wet neergelegde, van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb afwijkende, bijzondere competentie van de belastingrechter, geen beroep openstond bij de rechtbank Utrecht, zodat deze rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren van het door [appellant] ingestelde beroep kennis te nemen. Nu gelet op het in artikel 26, eerste lid, van de Awr neergelegde gesloten stelsel evenmin beroep openstaat bij de belastingrechter, stelt de Afdeling gelet op artikel 8:71 van de Awb vast dat ter zake van het geschil dat partijen in deze procedure verdeeld houdt, uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.”
Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank tegen het niet verstrekken van stukken op grond van artikel 67 van de AWR uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld. De rechtbank verklaart zich derhalve onbevoegd.
2.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Wel ziet de rechtbank aanleiding het griffierecht te vergoeden, aangezien het niet aan belanghebbende is te wijten dat bij een onbevoegde instantie beroep is ingesteld.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2013 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.