4.7.Ten aanzien van de waardebepaling van de bedrijfsruimte en de bedrijfswoning heeft de Rechtbank het volgende overwogen:
“met betrekking tot de bedrijfsruimte
12. Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ wordt de waarde voor niet-woningen bepaald door middel van een methode van kapitalisatie van de bruto huur, een methode van vergelijking als bedoeld onder a, dan wel door middel van een discounted-cash-flow methode. Verweerder heeft de waarde van de bedrijfsruimte bepaald door middel van de huurwaardekapitalisatiemethode. Deze methode houdt in dat de waarde wordt bepaald door de bruto huurwaarde te vermenigvuldigen met de bruto kapitalisatiefactor. Deze huurwaarde en kapitalisatiefactor worden afgeleid uit de beschikbare marktinformatie. De discounted-cash-flow methode wordt toegepast voor objecten die wel een duidelijke economische waarde hebben, maar waarbij geen verkoop- of verhuurtransacties aanwezig zijn om mee te vergelijken. In het onderhavige geval zijn er voldoende huur- en verkoopcijfers voorhanden om de WOZ-waarde te bepalen. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen kiezen voor de huurwaardekapitalisatiemethode.
13. De stelling van eiseres dat een vergelijking met omliggende panden op voorhand mank gaat vanwege het beslag en gebruiksverbod, kan gelet op wat eerder is geoordeeld over de waarderingsficties, niet worden gevolgd.
14. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een huurprijs voor de bedrijfsruimte van € 1.500 per maand. Volgens eiseres heeft de huurder een bedrag van € 1.600 per maand betaald voor de woning en de bedrijfsruimte samen.
15. De rechtbank acht de door eiseres genoemde huurprijs van € 1.600 per maand voor de woning en de bedrijfsruimte niet bruikbaar voor het bepalen van de waarde per 1 januari 2010. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de door eiseres genoemde huurprijs in 2004 tot stand is gekomen. Gelet hierop is deze huurprijs tot stand gekomen op een datum die te ver verwijderd is van de waardepeildatum. Verweerder heeft de huurwaarde van het object gedestilleerd uit huurtransacties van vergelijkbare objecten. In het taxatierapport van [D] is voldoende inzichtelijk gemaakt hoe tot een huurwaarde van € 21.132,45 per jaar is gekomen. Ook de kapitalisatiefactor van 9,5 is voldoende inzichtelijk gemaakt.
16. Het door eiseres overgelegde e-mailbericht van een makelaar, leidt niet tot twijfel aan de juistheid van de gehanteerde huurwaarde en kapitalisatiefactor. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze e-mail geen taxatierapport bevat dat voldoet aan de eisen die de Wet WOZ daaraan stelt. In de e-mail zijn geen verkoopcijfers van vergelijkingsobjecten vermeld. Evenmin is een kapitalisatiefactor vermeld. Ook is niet duidelijk of is uitgegaan van de bruto of de netto huur. Daarbij komt dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat, gelet op de in de e-mail vermelde oppervlakte, de opslag op de eerste verdieping niet is meegenomen in de waardering.
17. De rechtbank concludeert dat verweerder met het door hem overgelegde taxatierapport en de bijbehorende matrix in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder voor de bedrijfsruimte per waardepeildatum 1 januari 2011 vastgestelde waarde van € 167.000 niet te hoog is. Wat eiseres verder heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het beroep tegen dit onderdeel van de bestreden uitspraak op bezwaar is ongegrond.
met betrekking tot de bedrijfswoning
18. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar het (tweede) taxatierapport van [D] van 2 april 2012. In dit rapport, waarin de waarde van de bedrijfswoning is getaxeerd op € 160.000, is gebruik gemaakt van een drietal vergelijkingsobjecten die volgens verweerder qua type en ligging vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres, te weten: [adres 6] 21, [adres 7] 87 en [adres 2] 59, alle te [A]. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat de bij de bestreden uitspraak op bezwaar vermelde referentieobjecten minder vergelijkbaar waren, omdat het geen bedrijfswoningen betrof. Gebleken is echter dat rond de waardepeildatum slechts één bedrijfswoning is verkocht: [adres 6] 21, zodat daarnaast twee in de omgeving gelegen vergelijkbare woningen ter vergelijking zijn gebruikt. In verband met de bestemming van de bedrijfswoning is een lagere grondprijs gehanteerd, tevens is er rekening gehouden met de mindere staat van onderhoud ten opzichte van de referentiepanden.
19. Eiseres voert aan dat het gebruik van de bedrijfsruimte voor burgerbewoning in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften. Op grond van deze voorschriften is burgerbewoning van de bedrijfswoning volgens eiseres alleen toegestaan als burgemeester en wethouders daarvoor vrijstelling verlenen. Voorts voert eiseres aan dat waar geen bedrijf is toegestaan zonder gemeentelijke toestemming, geen sprake kan zijn van een bedrijfswoning.
20. De rechtbank overweegt dat de bestemming van de objecten “Kleine bedrijven – bebouwd” is. Verweerder heeft de woning conform het bestemmingsplan gewaardeerd als bedrijfswoning. In het taxatierapport is immers een verkoopcijfer van een bedrijfswoning gebruikt. Daarbij komt dat een lagere grondprijs is gehanteerd. De rechtbank kan eiseres niet volgen in de stelling dat bij het ontbreken van een bedrijf geen sprake kan zijn van een bedrijfswoning. In de bedrijfsruimte kan immers een bedrijf worden uitgeoefend. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, dient de sluiting van de bedrijfsruimte in het kader van de waardering buiten beschouwing te blijven. De stelling van eiseres dat (ook) voor de bedrijfswoning een vergelijking met omliggende panden op voorhand mank gaat vanwege het beslag en gebruiksverbod, kan gelet op wat eerder is geoordeeld over de waarderingsficties, evenmin worden gevolgd.
21. Het door eiseres overgelegde e-mailbericht van een makelaar leidt niet tot twijfel aan de juistheid van de door verweerder bepaalde waarde van de bedrijfswoning. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze e-mail geen taxatierapport bevat dat voldoet aan de eisen die de Wet WOZ daaraan stelt. In dit e-mailbericht zijn immers geen vergelijkingsobjecten genoemd. Er is geen toepassing gegeven aan één van de in de Wet WOZ voorgeschreven methodes en er is slechts uitgegaan van aannames en verwachtingen. Ook de stelling van eiseres dat een koper bereid was de objecten te kopen voor een koopprijs van € 275.000, kan niet worden aangemerkt als een voldoende onderbouwing van de stelling van eiseres dat de waarde van de bedrijfswoning door verweerder te hoog is vastgesteld.
22. De rechtbank concludeert dat verweerder met het door hem overgelegde taxatierapport en de bijbehorende matrix in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder voor de bedrijfswoning per waardepeildatum 1 januari 2011 vastgestelde waarde van € 158.000 niet te hoog is. Wat eiseres verder heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het beroep tegen dit onderdeel van de bestreden uitspraak op bezwaar is ongegrond.”
Het Hof sluit aan bij deze overwegingen en maakt die tot de zijne.