Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
.Dit deel van het perceel wordt enkele keren per jaar gebruikt voor erediensten.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank 's-Hertogenbosch over de waardering van een onroerende zaak, een pastorie met bijbehorende tuin, in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De waarde van de onroerende zaak was vastgesteld op € 732.000 voor het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. Belanghebbende was het niet eens met deze waardering en had een lagere waarde van € 495.000 voorgesteld. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2013 heeft het Hof de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. De onroerende zaak, een vrijstaande woning met garage, is gelegen op een perceel dat ook een tuin omvat. De tuin werd enkele keren per jaar gebruikt voor erediensten, maar de pastorie en garage werden het gehele jaar door als woning gebruikt. Het Hof oordeelde dat de tuin niet als een zelfstandig gedeelte kan worden aangemerkt volgens artikel 16, onder c, van de Wet WOZ, en dat de onroerende zaak niet in hoofdzaak bestemd is voor de openbare eredienst, waardoor de kerkenvrijstelling niet van toepassing is.
Het Hof concludeerde dat de Heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de vastgestelde waarde van € 732.000 niet te hoog was, en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. De beslissing werd op 14 november 2013 genomen, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.