ECLI:NL:GHSGR:2010:BL6399
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- J.M. van der Klooster
- J.H.W. de Planque
- R. van der Vlist
- Rechtspraak.nl
Fenex-arbitrage en de bevoegdheid van de burgerlijke rechter in internationale geschillen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een hoger beroep van DSV ROAD B.V. tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. DSV had een Fenex-arbitrageprocedure gestart tegen een Duitse opdrachtgever, [geïntimeerde], vanwege een geschil over een antidumpheffing die door de Duitse douane was opgelegd. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard, omdat er een geldige overeenkomst tot arbitrage bestond. DSV stelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was, omdat de erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis in Duitsland problematisch zou zijn door een wetswijziging die in 1997 was doorgevoerd. Deze wijziging vereiste dat arbitrale overeenkomsten schriftelijk moesten zijn vastgelegd, wat in dit geval niet het geval was.
Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de problemen die DSV ondervond bij de tenuitvoerlegging in Duitsland voor haar risico kwamen. Het hof bevestigde dat er een geldige arbitrageovereenkomst was en dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om de vordering van DSV te behandelen. De grieven van DSV werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. DSV werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kostenveroordeling onmiddellijk kon worden uitgevoerd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.
Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in internationale arbitragezaken en de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van de geldigheid van arbitrageovereenkomsten, vooral in het licht van internationale wetgeving.