Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
C/10/572636 HA ZA 19-374
1.Lionex (M) Sdn. Bhd.,
1.[verweerder 1] ,
[verweerder 2],
[verweerder 3],
[verweerder 4],
[verweerder 5] Holding B.V.,
Wood Trading Holding B.V.,
[verweerder 7] Group B.V.,
V-Wood Beheer B.V.,
gevestigd in Schijndel,
Blue Roots Sdn. Bhd.,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
[appellant 3],
[appellant 4],
[appellant 5] Holding B.V.,
Wood Trading Holding B.V.,
[appellant 7] Group B.V.,
V-Wood Beheer B.V.,
gevestigd in Schijndel,
Blue Roots Sdn. Bhd.,
1.Lionex (M) Sdn. Bhd.,
[holding 1] Holding B.V.,
[holding 2] Holding B.V.,
- de zaak met rechtbanknummer C/10/467298 HA ZA 15-28 en hofnummer 200.286.120/01 als de schadevergoedingszaak; en
Inhoudsopgave
Tort of conspiracynaar Maleisisch recht
1.De zaken in het kort
tort of conspiracy) van [Y c.s.] en derden om de door Lionex gedreven onderneming heimelijk over te hevelen naar de nieuw op te richten vennootschap Blue Roots.
2.Verder verloop van de procedures in hoger beroep
- de akte houdende rectificatie en overlegging productie van [X c.s.] van 2 januari 2024, met productie 260;
- de akte overlegging aanvullende producties van Lionex van dezelfde datum, met producties 401 tot en met 404;
- de akte houdende bezwaar tegen overlegging schaderapport en eiswijziging en overlegging nadere producties van [X c.s.] , met producties 261 en 262;
- het afschrift van de uitspraak van de Court of Appeal te Putrajaya, Maleisië, van 21 oktober 2008 in de zaak
- de akte houdende rectificatie en eiswijziging van [X c.s.] ;
- de akte houdende overlegging nadere producties en eiswijziging van [X c.s.] , met producties 14 tot en met 19;
3.Feitelijke achtergrond
De Indofin groep
Export Credit Refinancing Facility(hierna: het ECR-krediet) bij de Export-Import Bank of Malaysia (hierna: de EXIM Bank). Deze ECR-regeling werd voor de EXIM Bank uitgevoerd door HSBC. Tijdens een eerste periode van vier maanden kon Lionex tegen overlegging van inkoopfacturen binnen een bepaald maximum het totaalbedrag van die facturen lenen. Tijdens de daaropvolgende periode van vier maanden moest zij, uiterlijk aan het einde van die periode, dat gehele bedrag volledig terugbetalen met de inkomsten die zij in de tussentijd had gegenereerd. Aan het begin van de voor deze zaak relevante periode bedroeg deze kredietfaciliteit omgerekend € 8 miljoen en in 2011 is zij verhoogd naar MYR 36 miljoen, destijds omgerekend € 9 miljoen.
letter of awarenessvan [holding 1] . De
letter of awarenessvan [holding 1] van 8 augustus 2011 luidt, voor zover van belang, als volgt, waarbij [holding 1] wordt aangeduid als “we”, HSBC als “you” en Lionex als “Borrower”:
- Tijdens deze vergadering heeft [naam 3] zijn ontslag aangeboden als commissaris, met als beweegreden dat de aandeelhouder voortdurend kritiek had op de directie van [holding 1] en zijn belang liet voorgaan boven dat van [holding 1] . [naam 3] is in de RvC opgevolgd door de heer [naam 14] (hierna: [naam 14] ).
- [appellant 4] heeft in diezelfde vergadering gesteld dat [holding 1] door de beperkte financiële middelen onvoldoende mogelijkheden had voor het ontwikkelen van initiatieven. [naam] sr. heeft daarop gevraagd om een voorstel voor een commercieel plan, met de opmerking dat juist het tekort aan liquide middelen kan leiden tot bevordering van creativiteit.
- De RvC heeft het investeringsvoorstel van [appellant 5] afgewezen, onder andere omdat hij van oordeel was dat de deelneming van [appellant 4] en [naam 4] tot een belangenconflict zou leiden.
(i) [holding 1] voert het management over Lionex Brazilië en stelt daarvoor [appellant 4] en [naam 4] beschikbaar, met [naam 7] als lokaal manager;
(ii) Wood Trading verwerft om niet een middellijk belang van 80% in Lionex Brazilië;
(iii) [holding 1] behoudt het overige middellijk belang van 20%;
(iv) Wood Trading verstrekt aan Lionex Brazilië een achtergestelde lening van € 1 miljoen.
longtermmoet gaan werken.
due diligenceonderzoek ingericht.
- is [naam 14] gedefungeerd als gedelegeerd commissaris bij [holding 1] en als normaal lid teruggekeerd in de RvC;
- is [naam 5] formeel benoemd als bestuurder van [holding 1] en Lionex (dat laatste naast [naam 6] ); en
- is [naam] jr. formeel benoemd als lid van de RvC van [holding 1] .
due diligenceonderzoek van Lionex naar IKN bemoeilijkte, heeft [holding 1] met ingang van 15 april 2012 de heer [naam 15] (hierna: [naam 15] ) in dienst genomen om bij IKN een herstructurering door te voeren en toezicht te houden op de werkzaamheden die IKN voor Lionex verrichtte.
nominee shares’, waarvan een deel werd gehouden door een werknemer van een Maleisisch trustkantoor en de rest door [naam 8] . Er zijn vervolgens stukken opgemaakt waarmee de
nominee shareskunnen worden overgedragen aan Wood Trading.
[…] keyis, en de opmerking van [naam 8] dat [naam 6]
on standbyis en eerder geschikt is voor het loodgieten, reageert [naam 6] :
breach of confidence, (ii)
breaches of statutory and/or fiduciary dutiesen (iii)
breaches of contract. Bij eindvonnis van 12 november 2018 heeft de Maleisische rechter aan Lionex de volgende bedragen toegewezen, te vermeerderen met 5% rente per jaar vanaf die datum:
- € 5.492,90 als vergoeding voor “
3 shipments”;
- € 80.505,36 en USD 128.127,30 als vergoeding voor “Diversion of other business”; en
- MYR 583.498,80 aan kosten voor het onderzoek van KPMG.
4.Procedures bij de rechtbank
In de schadevergoedingszaak
1. voor recht verklaart dat [X c.s.] jegens Lionex aansprakelijk is voor de door haar geleden schade op grond van
tort of conspiracy;
2. [X c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de schade die Lionex heeft geleden en lijdt van MYR 125,933 miljoen, te vermeerderen met de Maleisische wettelijke rente;
3. [X c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van € 20.729,10, vermeerderd met rente, aan kosten die Lionex heeft moeten maken om te voldoen aan de exhibitievordering van [Y c.s.] en [appellant 7] .
tort of conspiracynaar Maleisisch recht heeft gepleegd met als doel het heimelijk overhevelen van de door Lionex gedreven onderneming naar de nieuw op te richten vennootschap Blue Roots. Het ging daarbij volgens Lionex (mede) om handelingen gericht op het overnemen van, dan wel schaden van de relatie met: a) werknemers, b) klanten, c) leveranciers, d) voorraad, e) bedrijfsgeheimen, f) de bankrelatie en g)
corporate opportunitiesvan Lionex. Daarnaast heeft Lionex ook, voor zover in hoger beroep van belang, betaling gevorderd van de volgende posten als naar Maleisisch recht voor vergoeding in aanmerking komende vaststellingskosten:
[i] deskundigen exhibitietraject;
[ii] schadedeskundige [naam 20] ;
[iii] Maleisische advocaten;
[iv] deskundige Maleisisch recht [naam 21] ;
[v] deskundige Maleisisch recht [naam 22] ;
[vi] schadedeskundige [naam 23] .
Aan vordering 3. Heeft Lionex ten grondslag gelegd dat zij genoodzaakt was om IT-deskundigen in te schakelen om te voldoen aan de exhibitievordering van [X c.s.]
- wat het procesrecht betreft is Nederlands recht van toepassing;
- wat het materiële recht betreft met betrekking tot het gestelde onrechtmatig handelen jegens Lionex is Maleisisch recht van toepassing, waaronder de bewijsmaatstaf “
more probable than not”;
- volgens die maatstaf is voldaan aan de constitutieve elementen voor een
tort of conspiracydoor [appellant 1] , [appellant 2] , [appellant 3] , [appellant 4] , [appellant 5] en Wood Trading met [naam 6] c.s. als het gaat om a) het overnemen van werknemers en f) het schaden van de bankrelatie, maar niet als het gaat om [appellant 7] , V-Wood en Blue Roots;
- de gevorderde verklaring voor recht is daarom toewijsbaar ten aanzien van [appellant 1] , [appellant 2] , [appellant 3] , [appellant 4] , [appellant 5] en Wood Trading;
- wat de posten b) klanten en c) leveranciers betreft moet Lionex c.s. haar stellingen nader onderbouwen;
- wat de overige posten betreft heeft Lionex c.s. onvoldoende gesteld of is niet voldaan aan de vereisten voor de
tort of conspiracy;
- bij de beoordeling van de omvang van de schade zal rekening gehouden moeten worden met de alternatieve schadeoorzaken (i) verslechterde marktomstandigheden en (ii) het bezuinigingsbeleid van de aandeelhoudsters.
- het constitutieve element
intention to injuremoet iets anders worden opgevat dan geoordeeld in tussenvonnis I;
- met inachtneming van deze nieuwe toets blijft de rechtbank bij haar oordeel dat in deze zaak is voldaan aan de constitutieve elementen voor een
tort of conspiracy;
- naast de posten a) het overnemen van werknemers en f) het schaden van de bankrelatie geldt dat na nadere beoordeling ook voor post b) het overnemen van klanten.
- de schade met betrekking tot post f) het schaden van de bankrelatie is nihil;
- voor het overige moet het schadedebat worden voortgezet.
In de kostenzaak
- MYR 600.000,- voor de post a) overnemen van werknemers (r.o. 2.26);
- nihil voor de post b) overnemen van klanten, na aftrek van het bedrag dat Lionex al in de Maleisische procedure tegen [naam 6] c.s. en Blue Roots heeft ontvangen als schadevergoeding voor de post
diversion of other business(r.o. 2.30);
- wat de vaststellingskosten betreft:
[i] nihil voor de deskundigen exhibitietraject (r.o. 2.37-2.39);
[ii] € 48.396,26 voor schadedeskundige [naam 20] (r.o. 2.40 - 2.42);
[iii] MYR 160.895,50 voor de Maleisische advocaten (r.o. 2.45);
[iv] MYR 2.500,- voor de deskundige Maleisisch recht [naam 21] (idem);
[v] € 4.125,- voor de deskundige Maleisisch recht [naam 22] (idem); en
[vi] € 7.150,- voor schadedeskundige [naam 23] (r.o. 2.46 - 2.48).
- € 17.876,60 voor de kosten die Lionex heeft moeten maken om te voldoen aan de exhibitievordering van [appellant 1] , [appellant 2] , [appellant 3] , [appellant 4] , [appellant 5] en Wood Trading (r.o. 2.49 - 2.52).
- de gevorderde verklaring voor recht uitgesproken ten aanzien [appellant 1] , [appellant 2] , [appellant 3] , [appellant 4] , [appellant 5] en Wood Trading;
- hen hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Lionex van MYR 763.395,50 en € 92.349,22, te vermeerderen met de Nederlandse respectievelijk de Maleisische wettelijke rente over bepaalde deelbedragen vanaf bepaalde data, en
- de proceskosten gecompenseerd.
5.Vorderingen in hoger beroep
In de schadevergoedingszaak
I. voor recht verklaart dat [Y c.s.] en Blue Roots jegens Lionex hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Lionex geleden schade op grond van
tort of conspiracy;
II. [Y c.s.] en Blue Roots hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de schade die Lionex heeft geleden en lijdt van MYR 123.059.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de toepasselijke wettelijke rente;
III. [Y c.s.] en Blue Roots hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
[i] € 193.252,69 aan kosten deskundigen exhibitietraject;
[ii] € 96.795,52 aan kosten van de schadedeskundige [naam 20] ;
[iii] € 8.250,- aan kosten van de deskundige Maleisisch recht [naam 22] ;
[iv] € 3.131,57 aan vertaalkosten in eerste aanleg;
[v] MYR 321.791,- aan kosten voor de Maleisische advocaten;
[vi] MYR 5.000,- aan kosten van de deskundige Maleisisch recht [naam 21] ;
deze posten te vermeerderen met eventuele andere nog te maken kosten ten behoeve van het hoger beroep en, met inbegrip van die bijkomende kosten, te vermeerderen met de toepasselijke wettelijke rente.
[ii] € 127.980,52
en € 22.756,25aan kosten van de schadedeskundige [naam 20] ;
[v] MYR 321.791,-
en kosten begroot op MYR 95.686,60aan kosten inlichtingen Maleisisch recht (advocaat);
[vii]
€ 72.944,12 aan kosten van de schadedeskundige Hermes Advisory B.V.(hierna: Hermes).
- Grief 1: de onvolledige vaststelling van de feiten;
- Grief 2: de onjuiste vaststelling van de (rechts)personen die hebben deelgenomen aan de samenzwering, waar naast [appellant 1] , [appellant 2] , [appellant 3] , [appellant 4] , [appellant 5] , Wood Trading, [naam 6] en [naam 8] ook [naam 11] , [naam 9] , [naam 11] , [naam 15] en [appellant 7] toe behoorden;
- Grief 3: de wijze waarop de rechtbank in r.o. 4.37 van het tussenvonnis I de vereisten voor een
tort of conspiracynaar Maleisisch recht heeft toegepast;
- Grieven 4 en 5: het in onderwerpen opknippen van wat in feite één samenzwering is geweest en het vervolgens per onderwerp beoordelen of is voldaan aan de constitutieve elementen voor een
tort of conspiracy;
- Grief 6:
primaironjuiste feitenvaststelling in het kader van
tort of conspiracy by unlawful means,
subsidiairhet niet aannemen van een
tort of conspiracy by lawful means;
- Grief 7: het als alternatieve schadeoorzaken in aanmerking nemen van verslechterde marktomstandigheden en het bezuiningsbeleid van Indofin/ [holding 1] ;
- Grieven 8 en 9: het onjuist begroten van de omvang van de schade;
- Grief 10: het ten onrechte afwijzen van een deel van de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
- Incidentele grief 1a: de niet-ontvankelijkheid van Lionex voor zover zij haar vorderingen richt tegen V-Wood en Blue Roots;
- Incidentele grief 1b: de niet-toewijsbaarheid van proceskosten en buitengerechtelijke kosten voor zover deze betrekking hebben op de in de loop van de procedure in eerste aanleg ingetrokken vorderingen van [holding 1] en [holding 2] ;
- Incidentele grief 2: vaststelling van de feiten als het gaat om de datum waarop [naam 19] feitelijk is begonnen als directeur van Lionex;
- Incidentele grief 4: het gebruik van de bewijsmaatstaf
balance of probabilitiesen het oordeel dat deze maatstaf een lagere drempel opwerpt dan de Nederlandse
- Incidentele grief 5: 1 januari 2012 als startdatum van de samenzwering;
- Incidentele grieven 3 en 6 tot en met 9: aansprakelijkheid voor het overnemen of beschadigen van de bankrelatie met HSBC;
- Incidentele grieven 10 en 11: aansprakelijkheid voor het overnemen van leveranciers;
- Incidentele grieven 12 en 13: aansprakelijkheid voor het overnemen van voorraad;
- Incidentele grieven 14 tot en met 18: aansprakelijkheid voor het overnemen van klanten;
- Incidentele grieven 19 tot en met 21: aansprakelijkheid voor het overnemen van
corporate opportunities;
- Incidentele grieven 22 tot en met 25: aansprakelijkheid voor het overnemen van werknemers;
- Incidentele grieven 26 en 27: de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
- vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 140.574,10 en MYR 264.339,75;
- terugbetaling van al datgene wat zij aan Lionex c.s. heeft betaald ter uitvoering van het bestreden eindvonnis (naar het hof begrijpt: voor zover gewezen in zaak 19-374);
in beide gevallen te vermeerderen met de toepasselijke wettelijke rente.
6.Voorafgaande punten in beide zaken
Rechtsmacht
bis(Vo (EU) nr. 1215/2012). Het hof heeft op grond van artikel 7 lid 1 Rv ook rechtsmacht ten aanzien van Blue Roots, aangezien Lionex tegen Blue Roots dezelfde vorderingen heeft ingesteld als tegen de Nederlandse ingezetenen en daar dezelfde feiten aan ten grondslag heeft gelegd.
bis.
7.Schadevergoedingszaak: kern en voorafgaande punten
Kern van de zaak
tort of conspiracy) van [Y c.s.] , [naam 6] c.s. en overige voormalige werknemers van Lionex om de door haar gedreven onderneming heimelijk over te hevelen naar de nieuw op te richten vennootschap Blue Roots.
8.Schadevergoedingszaak: toepasselijk materieel recht en bewijsmaatstaf
tort of conspiracy, dat wil zeggen een onrechtmatige samenzwering. Op grond van artikel 22 lid 1 Rome II is Maleisich recht ook van toepassing voor zover het in verband met de
tort of conspiracyvoorziet in een verdeling van de bewijslast of bewijsvermoedens.
common lawen rechtspraak uit Engeland en Wales van voor 7 april 1956, de datum van onafhankelijkheid van Maleisië, voor zover de Maleisische omstandigheden zich daar niet tegen verzetten. En als ook dat geen uitkomst biedt, kan de rechter zijn oordeel gronden op rechtspraak uit Engeland en Wales en andere landen van het Gemenebest van na 7 april 1956.
tort of conspiracy. [X c.s.] klaagt dat de rechtbank bij die maatstaf ten onrechte is uitgegaan van Maleisisch recht, dat als maatstaf hanteert dat een feit “
more probable than not” moet zijn (eerder waarschijnlijk dan onwaarschijnlijk), in kanspercentages uitgedrukt meer dan 50%. Volgens [X c.s.] gaat het bij die maatstaf om een regel van procesrecht waarvoor het Nederlands recht moet worden toegepast, dat als toets de “redelijke mate van zekerheid” hanteert, hetgeen in termen van kanspercentages veelal wordt vertaald naar minimaal 75%.
common law-rechtsstelsels als dat van Maleisië wordt gezien als een kwestie van procesrechtelijke aard waardoor men uitsluitend het recht van de bevoegde rechter toepast. Het hof gaat aan deze stelling voorbij omdat het als Nederlandse rechter het Nederlandse internationaal privaatrecht moet toepassen, en niet het Maleisische, en omdat [X c.s.] ter onderbouwing van deze stelling uitsluitend verwijst naar een commentaar bij artikel 10:13 BW, zonder uit te leggen waarom dat commentaar relevant is voor hoe in
common lawstelsels over deze vraag wordt gedacht. Het hof heeft hierna, in het vervolg van deze procedure, steeds het oog op de hier bedoelde bewijsmaatstaf als het overweegt dat iets wel of niet bewezen is of wel of niet aannemelijk is.
more likely than not” lichter is dan de Nederlands maatstaf “redelijke mate van zekerheid”. [X c.s.] heeft geen belang bij behandeling van deze klacht, omdat op grond van het voorgaande vaststaat dat hier de maatstaf “
more likely than not” moet worden aangelegd, en voor toepassing van die maatstaf niet ter zake doende is wat de Nederlandse maatstaf is.
Secretary of State for the Home Department v. Rehman [15] en
In Re H and others [16] volgt dat (i) binnen de maatstaf “
more probable than not” sprake is van “
a generous degree of flexibility in respect of the seriousness of the allegation”; (ii) fraude minder waarschijnlijk is dan nalatigheid, en daarom (iii) binnen die maatstaf “
cogent evidence is generally required to satisfy a civil tribunal that a person has been fraudulent”. Deze vaststelling kan echter op zichzelf niet tot vernietiging leiden, aangezien het hof hierna eerst opnieuw de feiten moet beoordelen, met inachtneming van de maatstaf “
more probable than not”, in de fraudevariant waarin in het algemeen “
cogent evidence” is vereist.
full trialplaatsvindt waarin alle bewijs op tafel komt en alle getuigen worden (kruis)gehoord, en dat de Nederlandse rechter zich daarom bij het toepassen van de
more likely than not-maatstaf terughoudender moet opstellen dan, naar het hof begrijpt, een Maleisische rechter. Het hof treedt [X c.s.] niet bij in deze gedachte, omdat daarmee een verschil in formeel procesrecht zou leiden tot een verschil in materieel bewijsrecht, terwijl het hof hiervoor heeft geoordeeld dat het hier ongerijmd zou zijn om Nederlands materieel bewijsrecht toe te passen. Daarnaast geldt dat (i) beide partijen in deze zaak met succes over en weer omvangrijke exhibitievorderingen hebben ingesteld, met als gevolg dat aan weerszijden een overweldigende hoeveelheid stukken beschikbaar is, en dat (ii) het partijen in deze zaak heeft vrijgestaan om getuigenbewijs aan te bieden, met de gevolgen die artikel 166 Rv daaraan verbindt.
affidavits) van een partij bepaalde stellingen bevatten die op geloofwaardige wijze worden weersproken in verklaringen (
affidavits) van de wederpartij, bij gebreke van mondeling bewijs of
cross-examination, de rechter zijn oordeel uitsluitend moet gronden op onbetwiste feiten. Het hof zal met dit arrest geen oordeel over de samenzwering geven dat uitsluitend is gebaseerd op met partijverklaringen geloofwaardig betwiste verklaringen van de wederpartij. Het kan daarom het gezag van de genoemde uitspraak binnen het Maleisiche recht in het midden laten, net zoals de vraag of de hierin geformuleerde regel tot materieel dan wel formeel bewijsrecht moet worden gerekend (en dus of Maleisisch recht überhaupt wel relevant is op dit punt). De tweede uitspraak die de Maleisische advocaat van [X c.s.] noemt gaat over hetzelfde onderwerp, maar geeft alleen maar een beoordeling die is toegespitst op het in die zaak voorliggende geschil, geen regel. Gesteld noch gebleken is, bovendien, dat de casus die in die zaak voorlag enige relevante verwantschap vertoont met wat in de onderhavige zaak voorligt.
9.Schadevergoedingszaak: de Tort of conspiracynaar Maleisisch recht
tort of conspiracy:
[a]
An agreement between two or more persons;[b]
with an intention to injure;[c]
leading to certain acts being carried out in pursuance of the agreement (concerted action); and[d]
these acts resulting in loss and damage to the plaintiff.
agreement) bestaat tussen twee of meer personen. Deze hoeft niet de vorm van concrete afspraken aan te nemen. Ook een rechtspersoon kan samen met haar bestuurders aan een samenzwering deelnemen. Omdat een samenzwering veelal bewust zoveel mogelijk verborgen gehouden zal worden, wordt het bestaan daarvan doorgaans indirect vastgesteld, te weten afgeleid uit andere feiten. Deelname aan een samenzwering kan actief of passief zijn. Wel is vereist dat iedere partij zich voldoende bewust was van de betrokken omstandigheden en dat alle deelnemers (min of meer) hetzelfde doel voor ogen hadden. Instemming met de samenzwering van een niet actief handelende deelnemer kan bijvoorbeeld afgeleid worden uit het feit dat iemand weet dat bepaalde onrechtmatige gedragingen worden verricht en hij deze niet tegengaat en evenmin maatregelen neemt om die tegen te gaan, hoewel hij daartoe wel mogelijkheden heeft. Voorts is niet vereist dat iedere deelnemer gedurende de gehele of dezelfde periode aan de samenzwering deelneemt.
lawful means conspiracyis vereist is dat de samenzwering als enig of voornaamste doel (
sole or predominant purpose) heeft om de benadeelde te schaden.
unlawful means conspiracygeldt dat vereiste niet.
Hamza [18] dat de samenzweerder de schade wel opzettelijk moet toebrengen en dat de enkele voorzienbaarheid dat zijn handelen de benadeelde waarschijnlijk schaadt daartoe onvoldoende is:
actual intentionom de benadeelde te schaden:
reckless indifference, waarbij de samenzweerder de schadelijke gevolgen van zijn handelen in een
conscious decisionmoet hebben aanvaard:
There is, first, the situation where unlawful means have been used (also known as “wrongful means conspiracy”). The relevant law in this context appears to be straightforward. In particular, there is no need for the plaintiff concerned to prove that there has been a predominant intention on the part of the defendants to injure it. It would appear that the very utilisation of unlawful means is, by its very nature, sufficient to render the defendants liable, regardless of their predominant intention. This would appear to be both logical as well as just and fair, especially if we bear in mind the fact that the central core, as it were, of the tort of conspiracy hinges on the proof that the conspiracy is somehow unlawful and that the plaintiff is entitled to succeed provided that it can prove that it has suffered damage” [19]
Hamzah v. Mohd) waarin de Maleisische rechter op zijn beurt de Britse
House of Lordsuitspraak
OBG v. Allanaanhaalt, die maatgevend is geweest binnen het Gemenebest. Lionex haalt voor haar visie twee Singaporese uitspraken aan die bij aanwezigheid van een Maleisische uitspraak minder relevant zijn en die bovendien haar uitleg niet bevestigen. In de derde volzin van het citaat bevestigt de Singaporese rechter iets wat tussen partijen in de onderhavige zaak niet in geschil is, namelijk dat een overheersende bedoeling (
predominant intention) om te schaden niet bewezen hoeft te worden wanneer sprake is van een samenzwering met onrechtmatige middelen. De Singaporese rechter vervolgt met de volzin dat het erop zou lijken dat de loutere inzet van onrechtmatige middelen naar zijn aard voldoende is om aansprakelijkheid te vestigen, daargelaten de overheersende bedoeling. Daarna zet de Singaporese rechter uiteen waarom dat naar zijn oordeel logisch, eerlijk en billijk is: eiser heeft namelijk bewezen dat de gedaagde onrechtmatige middelen heeft ingezet. Door het gebruik van de inleidende woorden “It would appear” en de kanttekening “regardless of their predominant intention” kan de derde volzin naar het oordeel van het hof niet in die zin worden uitgelegd, dat bij een samenzwering met onrechtmatige middelen de bedoeling om te schaden reeds gegeven is. Dat zou ook ingaan tegen de vaste rechtspraak van de Gemenebestrechter, zoals verduidelijkt in
OBG v. Allan ,waarin de vraag naar rechtmatige of onrechtmatige uitvoeringsmiddelen en die naar de bedoeling om te benadelen steevast als afzonderlijke constitutieve elementen worden gepresenteerd en beoordeeld. Uit de context van de derde volzin, zoals toegelicht in de vierde volzin, komt veeleer als uitleg naar voren dat de Singaporese rechter daarmee heeft bedoeld te zeggen dat indien iemand samenzweert en daarbij middelen inzet die (jegens een ander) onrechtmatig zijn, het eerder voor de hand zal liggen dat die samenzweerder die ander daarmee beoogt schade toe te brengen, dan wel ten aanzien van het schadelijke van zijn handelen roekeloos onverschillig is geweest.
agreement.Ook hier geldt, omdat een samenzwering veelal bewust zoveel mogelijk verborgen gehouden wordt, dat het bestaan van de uitvoeringshandelingen en het causaal verband met de agreement kan worden afgeleid uit andere feiten.
unlawful means conspiracy, de
unlawful meansde middelen moeten betreffen waarmee Lionex schade is toegebracht (tussenvonnis I, rov. 4.37). Volgens Lionex maakt de rechtbank hier ten onrechte een koppeling tussen het vereiste
‘Acts done in the execution of that agreement’en
‘unlawful means’. Aan Lionex moet worden toegegeven dat indien vaststaat dat bij de uitvoering van de samenzwering één of meer
unlawful meanszijn gebruikt, vervolgens niet aan elke uitvoeringshandeling het vereiste kan worden gesteld – voor de lagere opzetmaatstaf van
intention to injure– dat deze als zelfstandige onrechtmatige daad (anders dan als onderdeel van de conspiracy)
actionableis. [20] Dit neemt echter niet weg dat Lionex slechts schadevergoeding kan vorderen ter zake van handelingen die kunnen kwalificeren als uitvoeringshandelingen van de
agreement; de desbetreffende handelingen moeten dus wel aan de samenzwering toerekenbaar zijn.
damage), die mede kan bestaan uit winstderving (
loss).
10.Schadevergoedingszaak: vestiging van de aansprakelijkheid
agreementtot stand is gekomen tot oprichting van een concurrent van Lionex, i.c. Blue Roots. Tussen partijen is niet in geschil dat deze
agreementer in elk geval was op en vanaf 26 september 2012, de dag waarop [appellant 1] aan [naam 6] , [appellant 4] en [naam 8] schreef dat de [appellant 7] definitief met het plan zou starten (hiervoor, 3.73)
agreement.) Dat businessplan komt er, [naam 6] zegt toe mee te doen. De plannenmakerij loopt door in 2012, in het kader waarvan ook contacten worden gelegd met belangrijke Lionex-partners IKN en HSBC, en mondt uit in de beslissing over de start van de nieuwe onderneming op 26 september 2012. Die plannenmakerij in 2012, en de (externe) contacten die in dat kader plaatsvinden, kunnen allemaal worden aangemerkt als samenspel tot het oprichten van een concurrent van Lionex, en daarmee als
agreement. Dat het hierbij aanvankelijk alleen nog maar ging om plannenmakerij, zonder bindende afspraken, doet hieraan niet af. Het bestaan van (bindende) afspraken is in het kader van de
tort of conspiracygeen voorwaarde voor de aanwezigheid van een
agreement. Een onderlinge afstemming, een samenspel, kan in deze zin reeds een
agreementconstitueren (hiervoor, 9.2). Daarvan was vanaf begin 2012 zonder meer sprake.
agreementheeft aangemerkt, en niet ook [naam 11] , [naam 9] , [naam 11] , [naam 15] en [appellant 7] .
worden beschouwd.”
agreementen heeft daarmee ingestemd, aldus – steeds – Lionex.
agreement. Deze personen zijn niet als partij in de onderhavige procedure betrokken. Voor de onderhavige procedure is dus niet van belang of zij, als partijen bij de
agreement, (aanvullend ten opzichte van dat waarvoor zij reeds in de Maleisische procedure zijn veroordeeld) aansprakelijk zijn voor de door Lionex gestelde schade. Verder heeft Lionex geen (onderbouwde) stellingen betrokken die ertoe strekken dat deze personen op eigen gezag, dat wil zeggen buiten instructie van of afstemming met één of meer van de hiervoor in 10.3-10.6 bedoelde partijen bij de
agreement( [Y c.s.] , [naam 6] en [naam 8] ), handelingen hebben verricht die haar schade hebben berokkend. Voor zover zij op instructie van dan wel in afstemming met één of meer partijen bij de
agreement, binnen de doelstellingen daarvan, schade toebrengende handelingen hebben verricht, kunnen die (uitvoerings-)handelingen reeds vanwege die instructie of afstemming aan de gestelde samenzwering worden toegerekend zonder dat hoeft te worden vastgesteld dat deze personen zelf partij zijn.
statutory and/or fiduciary dutiesnaar Maleisisch recht tegenover Lionex. In zoverre was er in elk geval sprake van
unlawful meansuitvoeringshandelingen van de
agreement.Dit waren bovendien niet toevallige of bijkomstige
unlawful meansuitvoeringshandelingen. De rol van [naam 6] bij de uitvoering van de
agreementwas cruciaal: zonder (de ‘Maleisië business’ van) [naam 6] zou Blue Roots er nooit zijn gekomen.
unlawfulnessin de voorbereiding had [Y c.s.] er allicht niet toe hoeven te brengen om aanstonds definitief af te zien van het project, maar had er wel toe moeten aansporen om uit te spreken en erop toe te zien dat verdere onregelmatigheden zich niet zouden voordoen. Daarvan is echter niet gebleken. Ook dit alles maakt dat sprake was van een
unlawful meanssamenzwering, die aan allen van [Y c.s.] is toe te rekenen. Dit betekent dat voor aansprakelijkheid niet is vereist dat benadeling van Lionex het oogmerk (
predominant purpose) was; voldoende is dat benadeling van Lionex het onvermijdelijke gevolg zou zijn van het handelen van [naam 6] en/of [naam 8] en/of [Y c.s.] en dat [Y c.s.] dit wist, dan wel hierin roekeloos onverschillig is geweest.
agreementzijn verricht. Blue Roots is voorbereid, opgericht en gefinancierd, en in bedrijf gegaan. In het navolgende zal het hof beoordelen of de door Lionex aan de samenzweerders verweten gedragingen werkelijk zijn verricht, zo ja of die (steeds) ter uitvoering van de
agreementzijn verricht, en zo ja of hierdoor (enige) schade is geleden. Een conclusie van deze analyse zal zijn dat ter uitvoering van de
agreementgeen handelingen zijn verricht die vóór 2013 schade toebrengend hebben ingewerkt op Lionex.
corporate opportunities) en vervolgens per feitencategorie – op onjuiste wijze – de aansprakelijkheid en schade heeft bezien. Volgens Lionex moet het feitencomplex als één geheel worden gezien:
- Handelingen uit verschillende categorieën kunnen op elkaar inwerken en elkaar versterken; handelingen die ogenschijnlijk tot de ene categorie behoren kunnen bijvoorbeeld ook schade veroorzaken die ogenschijnlijk behoort tot een andere categorie.
- Lionex heeft veel meer handelingen aan de door haar gestelde samenzwering ten grondslag gelegd dan die welke de rechtbank in aanmerking heeft genomen.
- Niet elke individuele handeling hoeft bewezen te worden; het bestaan van bepaalde handelingen kan ook worden afgeleid uit andere feiten.
- Niet elke handeling hoeft individueel schade te hebben veroorzaakt, om in aanmerking te worden genomen. Het gaat om de schade die is veroorzaakt door het geheel van handelingen.
agreementverrichte handelingen, geen schade is veroorzaakt. Het schadebegrip dat het hof hierbij hanteert is de vergelijking tussen dat wat zich feitelijk heeft voorgedaan en het hypothetische scenario zoals Lionex zélf dat heeft gepresenteerd, te weten dat [naam 6] c.s. gewoon bij haar zouden zijn blijven werken en dat Blue Roots er nooit zou zijn geweest.
lead timevoor nieuwe voorraad – de tijd van aankoop tot levering, droging en bewerking – zo’n zes tot negen maanden bedraagt. Aankopen vanaf september 2011 zouden zo bezien nooit kunnen bijdragen aan de bonus voor [naam 6] voor
2011. Dat zou mogelijk slechts anders zijn als de aankopen bewerkt hout zouden betreffen, waarvoor de
lead timeveel korter is, maar tussen partijen is niet in geschil dat de marges daarop erg gering zijn. En dat hiervan in relevante (over)mate sprake is geweest, of van overmatige productie (bewerking van reeds ingekocht hout), terwijl hout reeds in de gewenste bewerking voorradig was, stelt Lionex trouwens ook niet. Dat [naam 6] onzakelijk voorraad is gaan inkopen met het oog op een bonus in
2012stelt Lionex niet concreet en het komt het hof ook niet aannemelijk voor. De door Lionex bedoelde truc werkt naar zijn aard niet op lange termijn, zeker niet wanneer de voorraad, bij gebreke van voldoende financiering – zoals in 2012 – voor allesbepalende liquiditeitsproblemen zorgt.
a. De houthandel kent
lead timesvan 6-9 maanden. Klanten willen daar niet op wachten en uit voorraad kopen. Lionex moet dus een voorraad aanhouden om succesvol te kunnen opereren. Die voorraad moet bovendien voldoende divers en in die zin compleet zijn, omdat klanten die niet alle gewenste maten ineens bij één aanbieder kunnen kopen, (vaak) hun gehele order elders zullen plaatsen.
weinigof verkeerd heeft ingekocht, en dat dit ook tot de
agreementmet [Y c.s.] moet worden gerekend, heeft zij ook dat onvoldoende toegelicht. De instructie van [naam 5] was duidelijk dat de voorraad moest worden teruggebracht, zo nodig door het annuleren van inkopen, en dat heeft [naam 6] bewerkstelligd (ultimo 2012 tot het gewenste/geïnstrueerde niveau).
agreementmet [Y c.s.]
defaultop de aflossing van dit krediet. Naar het hof begrijpt heeft [naam 6] deze vraag bij HSBC ter sprake gebracht. Voor zover het betoog van Lionex ertoe strekt dat ook dit ter sprake brengen verwijtbaar is aan [naam 6] en toerekenbaar is aan de samenzwering met [Y c.s.] , geldt het volgende.
defaultzouden zijn, schreef [naam 6] onder meer aan [naam 16] ‘Om de gevolgen te kunnen inschatten zal ik HSBC moeten benaderen (dan wel een deel uit de LOO halen). Wat moet ik HSBC aangeven waarom SI [hof: [bedrijf 1] ] haar facturen niet betaalt aan Lionex?’ [naam 16] antwoordde daarop, voor zover van belang (nog steeds op 9 augustus 2012): ‘kijk vooralsnog wat je uit de LOO kunt halen en wacht nog even om HSBC hierover te benaderen’. Daags erna rapporteert [naam 9] aan [naam 6] over de gevolgen van een
default: samengevat opeising van het krediet, executiemaatregelen en het aanspreken van [holding 1] onder de
letter of awareness. [naam 6] stuurt dit door aan [naam 16] met de mededeling, voor zover van belang ‘Als bestuurder van Lionex kan ik een default niet supporten.’ [naam 16] stuurt deze berichten vervolgens door aan [naam] jr., met de mededeling, voor zover van belang (nog steeds op 10 augustus 2012): ‘Ik zal [naam 6] [ [naam 6] ] straks nog even bellen om alles door te spreken, maar als ik alles zo lees, lijkt het niet te lukken.’ Volgens [X c.s.] heeft de aandeelhouder vervolgens aangedrongen op een reactie van HSBC zelf. Desgevraagd heeft [X c.s.] op de mondelinge behandeling in het hoger beroep gesteld dat dit telefonisch zal zijn gegaan.
defaultdan toch maar met HSBC moest gaan bespreken. Dat is ook wat [X c.s.] aanvoert. De enkele weerspreking die Lionex daartegenover heeft gesteld (onder verwijzing naar de schriftelijke verklaring van [naam] jr.) is onvoldoende. Met name heeft Lionex niet concreet gesteld wat er volgens haar dan wél is besproken of gezegd, of als er geen verdere communicatie meer was: waarom niet, nu [naam 16] juist aan [naam] jr. had geschreven dat hij [naam 6] nog even ging bellen.
defaultzouden zijn, maakt het voorgaande niet anders. [naam 6] zal zich hebben gerealiseerd dat op basis van de kredietdocumentatie genoegzaam kon worden vastgesteld waartoe de bank tegenover Lionex gerechtigd was in het geval van een eventuele
default(daarover rapporteerde [naam 9] later), maar [naam 6] schreef [naam 16] desondanks dat hij HSBC zou moeten benaderen om de gevolgen van een eventuele
defaultte kunnen inschatten. Mogelijk had hij daarbij op het oog dat hetgeen waartoe de bank tegenover Lionex (ultiem) gerechtigd was, niet noodzakelijk ook in de praktijk als eerste zou gebeuren.
defaultte onderzoeken ‘zonder de bank daarin te betrekken’ heeft Lionex in eerste aanleg nog verwezen naar de situatie in 2009, toen [naam 6] volgens Lionex precies dezelfde vraag had uitgezocht voor [appellant 4] (die toen directeur van [holding 1] was). In de e-mail aan [appellant 4] van 15 april 2009 waarnaar Lionex verwijst, rapporteert [naam 6] onder meer ‘Zoals gisteren besproken heb ik zowel bij RBS en HSBC laten inventariseren wat de gevolgen zijn van het niet op tijd kunnen terugbetalen van onze ECR faciliteit voor 15 mei.’ En hij vermeldt dan binnen welke termijn die banken de plicht hebben – kennelijk onder de exportkredietregeling die zij ten behoeve van de EXIM-bank uitvoerden – om de lening als
non performingaan te melden, en dat er bij HSBC een verlengingsvoorstel ligt waarop nog niet is beslist. In deze rapportage is niet te lezen dat [naam 6] toen onderzoek had gedaan naar de gevolgen van een eventuele
default‘zonder de bank daarin te betrekken’; integendeel.
defaultte onderzoeken, ziet het hof tegen de hiervoor weergegeven achtergrond niet dat sprake was van (opzettelijk) schadeveroorzakend handelen. Toen het krediet moest worden afgelost wás Lionex niet zelf in staat om dit te doen. Daarvoor heeft [bedrijf 4] uiteindelijk een lening van € 1 miljoen verschaft, naast het (tijdelijke) krediet van (omgerekend) € 1 miljoen van HSBC zelf, maar dat lag op 10 augustus 2012 allemaal nog niet op tafel. Dat Lionex het niet zelf kon , was bekend voordat [naam 6] HSBC benaderde; Lionex stelt althans niet het tegendeel. Lionex maakt tegen deze achtergrond niet duidelijk wat [naam 6] dan wel had moeten bespreken met HSBC, of althans dat het absurd was van [naam 6] – gegeven de vraag van [naam 16] , en het vooralsnog ontbreken van een toezegging vanuit de concernleiding om de benodigde aflossing voor zover nodig te financieren – om het scenario van een eventuele
defaultbij HSBC ter sprake te brengen.
overdraft; het gaat in elk geval over tijdelijk extra krediet). Dit is echter ook (nagenoeg) wat HSBC heeft gefourneerd: op 14 augustus 2012 bericht [naam 6] aan [naam 16] en [naam 5] dat HSBC 50% van het tekort van RM 7,9 miljoen tijdelijk bijlegt. Uit deze gang van zaken is dus niet de door Lionex gestelde wijziging van vertrouwen van HSBC in Lionex over de periode 8-10 augustus 2012 af te leiden.
leveragen(50%). Volgens Lionex was [naam 6] hier bezig geweest om financiering voor Blue Roots te regelen. Volgens [X c.s.] daarentegen is [naam 6] in het bewuste gesprek omzichtig te werk gegaan, heeft hij niets verteld over een mogelijk vertrek bij Lionex, noch iets prijsgegeven van de plannen van de nieuwe onderneming. [naam 6] heeft volgens [X c.s.] in algemene termen gesproken over de financiering van startups in de houthandel; de startup in kwestie, zo hield [naam 6] volgens [X c.s.] aan de bank voor, was een mogelijke samenwerkingspartner van Lionex.
agreementof te dien aanzien roekeloze onverschilligheid aan de dag heeft gelegd, en zo ja hoe hoog die schade dan is. Over dit onderwerp – de mogelijke alternatieve scenario’s en de waarschijnlijkheid ervan – acht het hof zich vooralsnog onvoldoende voorgelicht. Het hof zal partijen opdragen om zich hierover nader uit te laten: dit komt hierna in hoofdstuk 11 aan de orde.
E-mail van [naam 24] aan [naam 6] van 26 oktober 2012:
long term supply agreementsworden gesloten; er zijn en waren – op de markt waarop Lionex actief was – geen exclusieve leveranciersrelaties. Van het pogen om leveranciersrelaties werkelijk (exclusief) van Lionex over te nemen kan dan ook geen sprake zijn geweest. Wel is Blue Roots klant geworden van leveranciers van wie ook Lionex klant was. Mogelijk heeft Blue Roots ook nog andere Lionex-leveranciers hiervoor – maar zonder succes – benaderd. Het hof acht echter niet aannemelijk, zoals het hierna nader zal toelichten, dat Lionex hierdoor enige schade heeft geleden.
corporate opportunitybenut die eigenlijk aan Lionex toekwam.
fiduciary dutynaar Maleisich recht zonder meer als onrechtmatig worden aangemerkt.
met medewerking van Lionexvoorraad van Lionex zou kunnen overnemen. Die uitleg komt het hof aannemelijk voor, mede tegen de achtergrond van het advies (van 31 mei 2013), dat zich bezwaarlijk anders laat lezen dan dat de voorraden waarop de adviesaanvraag zich richtte eigendom waren van Lionex.
in hoedanigheid van werknemer c.q. vertegenwoordiger van Lionexleveranciers van Lionex heeft benaderd met het oog op het verwerven van leveringen voor of een leveranciersrelatie met Blue Roots. Dat is volgens Lionex naar zijn aard beschadigend voor haar vertrouwensrelaties met haar leveranciers, en daarmee haar bedrijfsdebiet. Verder is volgens Lionex gebruik gemaakt van vertrouwelijke informatie van Lionex, waarbij dient te worden gedacht aan in- en verkoopprijzen en modellen, wat Blue Roots volgens Lionex een (onrechtmatige) voorsprong gaf.
corporate opportunitiesaan [X c.s.] (buiten de hiervoor besproken/verweten handelingen): houtmerk Tergao,
uptickAmerikaanse markt, levering van
mouldingsaan V-Wood. Deze kwesties spelen in de periode september-november 2012. [X c.s.] voert onder meer aan dat dit in die periode geen reële
corporate opportunitiesvoor Lionex waren omdat zij vanaf medio 2012 en dus ook toen niet de financiële slagkracht had om hierin te investeren. Tegenover dit verweer heeft Lionex niet of althans onvoldoende onderbouwd dat dit anders was. De stelling van Lionex dat dat tekort aan financiële slagkracht evengoed is veroorzaakt door de samenzwering, heeft het hof hiervoor (10.16-10.31) reeds verworpen. Overigens onderschrijft het hof ook het door [X c.s.] gevoerde verweer dat de gestelde
corporate opportunity uptickAmerikaanse markt (het aantrekken van de Amerikaanse markt) te algemeen is om als
corporate opportunity(voor Lionex) te kunnen worden geïndividualiseerd. Bovendien heeft [naam 6] deze
opportunityhelemaal niet aan Lionex onthouden, aangezien hij daarvan (ook) melding heeft gemaakt in de RvC-vergaderingen van DWP van 5 juni 2011 en 14 november 2011.
corporate opportunities, en dat zij ook in die zin is benadeeld. Ook hierin volgt het hof Lionex niet. Zoals het hof hiervoor (10.20) heeft overwogen had [naam 6] er geen belang bij om Lionex slecht te laten presteren, ook niet toen de plannen voor Blue Roots vanaf medio 2012 vastere vorm kregen, en Blue Roots uiteindelijk werd opgericht. Tot aan die periode waren er in elk geval geen concrete
corporate opportunitiesvoor Blue Roots om binnen te halen (zodat er in die zin ook geen conflicterend belang was voor [naam 6] ): Blue Roots bestond nog niet en de plannen ervoor waren nog onvoldoende concreet. Zelfs in september-november 2012 bleken de hiervoor genoemde – in de woorden van Lionex –
corporate opportunitiesTergao en
mouldingsvoor V-Wood nog te prematuur voor Blue Roots: [naam 6] presenteerde die als opties voor (het latere) Blue Roots, maar [appellant 1] en [appellant 4] hielden de boot af. Voor zover er vanaf medio 2012 corporate opportunities in andere vorm dan concrete verkopen waren (zie daarover hierna, 10.101 e.v.), geldt het verweer van [X c.s.] dat Lionex daarvoor toen niet meer de financiële slagkracht had (zonder dat dit aan [Y c.s.] is toe te rekenen).
agreementmet [Y c.s.] en was zijn opzet daarop ook niet gericht, aldus, steeds, [X c.s.]
- [Y c.s.] heeft onrechtmatig gehandeld doordat onderdeel van de samenzwering met [naam 6] en [naam 8] was dat personeel van Lionex zou overstappen naar de nieuwe houtonderneming, waardoor Lionex opzettelijk is benadeeld (tussenvonnis I, rov. 4.40-4.43, tussenvonnis II, rov. 2.18).
- Die benadeling geldt alleen niet voor [naam 15] , die weliswaar voor Blue Roots ging werken, maar die gedetacheerd bleef bij IKN zodat dit niet nadelig was voor Lionex (voorlopig oordeel in tussenvonnis I, rov. 4.44, waarvan de rechtbank nadien niet is teruggekomen).
- Wanneer de gestelde samenzwering wordt weggedacht zou dat niet wegnemen, gegeven het straffe aandeelhoudersbeleid, de financiële problemen waarin Lionex daardoor verkeerde, en de frustratie daarover die zich bij met name [naam 6] , [naam 8] en [naam 9] ontwikkelde, dat [naam 6] c.s. Lionex zouden hebben verlaten, ongeveer ook op hetzelfde moment als in werkelijkheid is gebeurd (eindvonnis, rov. 2.16-2.21).
- Extra administratieve kosten voor het aantrekken van interim management en een nieuwe directeur zouden daarom ook toen zijn gemaakt wanneer de gestelde samenzwering wordt weggedacht, en in die situatie zouden ook omzet- en margedaling niet anders zijn geweest. Ook overige schade op deze post (omzetverlies, hogere inkoopprijzen) is daarom niet toewijsbaar (eindvonnis, rov. 2.21-2.22).
- Wel is aannemelijk dat [naam 6] c.s. zich vanaf 2012 verminderd heeft ingezet voor Lionex, in verband met het opzetten van de concurrerende onderneming.
- Per 23 augustus 2012 stelde [naam 5] het inkoopverbod in; vanaf die datum is er geen causaal verband meer tussen de verminderde inzet van [naam 6] c.s. en de gestelde schade (eindvonnis, rov. 2.23-2.24).
- De schade is schattenderwijs gelijk aan 25% van de salariskosten van [naam 6] c.s. over 2012 tot 23 augustus 2012, schattenderwijs begroot op MYR 600.000 (eindvonnis, rov. 2.25-2.26).
appears to suggest) dat er zo vroeg als in augustus 2012 discussie was over gedetailleerde productieplanning van Blue Roots tussen [naam 6] , [naam 8] , [naam 11] , [naam 11] en [naam 9] . Tegenover de gemotiveerde betwisting van [X c.s.] echter, die mede inhoudt dat (gedetailleerde) productieplanning helemaal niet aan de orde kan zijn als er nog geen bestellingen zijn geplaatst of gepland (en dat dat toen totaal nog niet speelde voor (het latere) Blue Roots), levert die passage in het rapport echter geen bewijs van die gesuggereerde communicatie op.
corporate opportunities, bedrijfsgeheimen en klanten, besprak en bespreekt het hof de aan- of afwezigheid van schade in het kader van die onderwerpen; voor zover [naam 6] c.s. hierin instrumenteel is geweest, is dit bij de bespreking verdisconteerd.
- De grote hoeveelheid vertrouwelijke Lionex-bedrijfsinformatie die bij Blue Roots is aangetroffen maakt aannemelijk dat deze verwerving door Blue Roots onderdeel was van de samenzwering;
- Dat sprake was van losse acties is onaannemelijk, en wordt ook weersproken door de verklaring van Kayatri die ertoe strekt dat een en ander werd afgestemd;
- Het overnemen door Blue Roots van oorspronkelijk voor Lionex bestemde leveranties, waarvan [X c.s.] destijds op de hoogte werd gehouden, was – ook voor [X c.s.] kenbaar – niet mogelijk zonder gebruik te maken van vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Lionex.
- Uit de snelle opstart van Blue Roots moest [X c.s.] afleiden dat gebruik werd gemaakt van vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Lionex.
agreementof dat zij er
überhauptvan wist. Voor de stellingen van Lionex die strekken tot het tegendeel bestaat volgens haar geen bewijs. Ter weerlegging van die stellingen wijst [X c.s.] bovendien op het volgende:
- De Lionex-klantenlijst die op de computer van [appellant 4] is aangetroffen bevat niet alleen geen vertrouwelijke informatie, maar is bovendien pas aan [appellant 4] toegezonden ná de
- In de diverse plannen voor Blue Roots noch in enige correspondentie van of met [Y c.s.] , is iets aangetroffen over het meenemen van bedrijfsgeheimen naar Blue Roots, of iets wat dat suggereert.
- Voor het overnemen van de inkoopcontracten die Lionex niet kon en niet wilde nakomen (zie hiervoor, 10.60) was natuurlijk bedrijfsinformatie van Lionex nodig (de details van die contracten), die is vanzelfsprekend ook gedeeld. Daargelaten of [Y c.s.] dit uit de e-mail van 19 december 2012 moest afleiden, was daar niets onoorbaars aan.
- In zijn e-mail aan [appellant 4] van 2 augustus 2013 heeft [appellant 1] onder meer geschreven dat het klip en klaar moest zijn dat zij als aandeelhouder c.q. geldverstrekker niets te maken hebben met het hacken van computers van Lionex en dat soort zaken. Dat wijst er ook op dat [Y c.s.] niet op de hoogte was van het door [naam 6] c.s. meenemen van bedrijfsgeheimen naar Blue Roots (aldus ook de rechtbank in tussenvonnis II, 2.25).
- [appellant 4] heeft verklaard dat hij destijds, omdat hij geen enkel probleem met Lionex of de familie [naam] wilde hebben, tegen [naam 8] had gezegd dat hij een ‘clean cut’ wilde en dat [naam 8] op geen enkele manier documenten, computergegevens of wat dan ook mee mocht nemen van Lionex naar Blue Roots. [naam 8] antwoordde daarop: ‘No Sir, I will burn down the office.’ Dat was uiteraard niet letterlijk bedoeld, maar gaf voor [appellant 4] aan dat [naam 8] zijn boodschap had begrepen: alles achterlaten, niets meenemen. [appellant 4] was daarom ook met stomheid geslagen toen tijdens de uitvoering van de
agreementwas onder meer om de ‘Maleisië business’ van [naam 6] in Blue Roots onder te brengen (hiervoor, 3.49). De plannen voorzagen erin dat [naam 6] met een belangrijk deel van het personeel van Lionex naar de nieuwe onderneming zou overstappen (‘overzetten’ van de oude Lionex-organisatie (hiervoor, 3.69)). Ook was voor [Y c.s.] volstrekt duidelijk dat de oprichting en het in bedrijf gaan van Blue Roots gepaard ging met onregelmatigheden: in het bijzonder dat in elk geval [naam 6] gedurende zijn dienstverband Lionex-werknemer [naam 8] had geworven voor de nieuwe houtonderneming en dat [naam 6] en [naam 8] gedurende hun dienstverband met Lionex inhoudelijke bemoeienis hadden met deze (toekomstige) concurrerende onderneming, en daarvoor, al dan niet op de achtergrond, activiteiten ontplooiden. De wijze waarop Blue Roots werd opgericht en ingericht was dus zonder meer onregelmatig en ongeoorloofd, en [Y c.s.] was hiermee bekend. In dit verband kan ook gewezen worden op de communicatielijn tussen [naam 6] en [appellant 4] zoals die blijkt uit hun whatsappgeschiedenis 2013: daarin deelt [naam 6] informatie over Lionex met [appellant 4] waarvan bezwaarlijk kan worden gezegd dat deze niet mede bedrijfsgeheimen of althans vertrouwelijke elementen bevatte, zoals de mededeling dat HSBC het krediet aan Lionex inperkte (9 januari 2013, 18:18 uur), dat Lionex geen sapeli voor de komende maanden had besteld (in tegenstelling tot Blue Roots) (11 januari 2013, 18:51 uur), de beschrijving van de hele gang van zaken rond de overname van het management over Lionex (eind februari 2013). In deze context moest voor [Y c.s.] duidelijk zijn dat er in algemene zin het risico bestond dat [naam 6] en [naam 8] – die dus het gebruikmaken van ongeoorloofde middelen niet schuwden, en waarbij [naam 6] ook al vertrouwelijke informatie deelde – al dan niet met hulp van overige Lionex-werknemers, rond hun overstap naar Blue Roots enigerlei (overige) bedrijfsinformatie van Lionex, waaronder bedrijfsgeheimen, zouden meenemen. Ook hierin is [Y c.s.] roekeloos onverschillig geweest.
agreement. Zij wijst onder meer op het volgende:
- Er is geen eigentijds bewijs (e-mails, etc.) voorhanden van de door [naam 17] gestelde problemen, alleen de achteraf door [naam 17] en [naam 19] hierover opgestelde verklaringen. Dat maakt al ongeloofwaardig dat die problemen zich in werkelijkheid hebben voorgedaan.
- [naam 17] en [naam 19] hebben de later door hen gestelde problemen destijds – toen [naam 17] het bestuur van [naam 6] en later [naam 19] dat van [naam 17] overnam – niet bij [naam 6] aan de orde gesteld, terwijl er in die periode gewoon normaal contact was tussen [naam 6] , [naam 17] en [naam 19] inzake de bedrijfsvoering van Lionex.
- [naam 6] heeft wel enkele e-mails van zijn Lionex-account gewist die gingen over zijn activiteiten voor Blue Roots, slechts daarover ging ook de e-mailcorrespondentie tussen hem en [appellant 4] op 16 februari 2013. Dit betrof dus niet de bedrijfsvoering van Lionex. De betreffende e-mails heeft KPMG later overigens weer teruggevonden. Overige e-mails zijn niet gewist.
- Uit het KPMG-onderzoek blijkt niet dat e-mails zijn gewist (afgezien van de hiervoor bedoelde – weer teruggevonden – e-mails van [naam 6] inzake Blue Roots); in tegendeel, het rapport bespreekt juist vele e-mails van [naam 6] c.s.
- Uit het rapport van Digital Investigation blijkt evenmin dat e-mails (of andere informatie) zijn gewist, slechts dat ‘mogelijk’ is dat dit is gebeurd.
- [naam 9] weerspreekt dat [naam 17] hem ooit naar ontbrekende informatie heeft gevraagd of hem heeft aangesproken op een leeggemaakte laptop of ontoegankelijke e-mails, en hij betwist ook informatie te hebben gewist.
- [naam 26] , die per 1 mei 2013 bij Lionex was begonnen als operations manager, heeft verklaard dat hij zich er niet van bewust was dat er relevante correspondentie met cliënten of andere zakelijke informatie ontbrak. Al zulke informatie was volgens hem beschikbaar.
- Het overnemen van klanten van Lionex door Blue Roots behoorde tot de samenzwering;
- het benaderen van Lionex-klanten door [naam 6] ná zijn uitdiensttreding bij Lionex is c.q. was niet onrechtmatig;
- [naam 6] heeft gedurende zijn dienstverband geen concrete Lionex-verkoopcontracten omgezet naar Blue Roots;
- Aannemelijk is wel dat [naam 6] gedurende zijn dienstverband op enigerlei wijze bezig is geweest met het benaderen van klanten ten behoeve van Blue Roots;
- Mogelijk zijn Lionex-klanten Somex, Sabi, Omniplex, Arduini Legnami, PBM Import Roudier Sylvaco en/of International Timber Trading overgenomen door Blue Roots (in tussenvonnis II, rov. 2.40 is dit als vaststaand aangenomen; in eindvonnis rov. 2.28 slechts nog veronderstellenderwijs), andere niet;
- Als al deze klanten zijn overgenomen bedraagt de schade voor Lionex echter niet méér dan die waartoe [naam 6] c.s. in de Maleisische procedure reeds, voor dezelfde post, zijn veroordeeld, en welke schade Lionex ook vergoed heeft gekregen. In het midden kan daarom blijven óf deze klanten zijn overgenomen.
Bediende Lionex-klanten.Het hof stelt voorop dat Lionex tegenover de gemotiveerde betwisting van [X c.s.] , niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat [naam 6] c.s. ten behoeve van Blue Roots klanten heeft benaderd tijdens hun dienstverband met Lionex. Tijdens zijn dienstverband met Lionex heeft [naam 6] wel achter de schermen bemoeienis gehad met de operatie van Blue Roots, en daarmee ook direct of indirect met het verkopen aan (Lionex-)klanten, maar waar het hier om gaat is dat onvoldoende is onderbouwd dat [naam 6] c.s. tijdens eigen dienstverband ook openlijk richting klanten hebben gepitcht of verkocht ten behoeve en in naam van Blue Roots. De enkele omstandigheid dat de samenwerking tussen [Y c.s.] , [naam 6] en [naam 8] (mede) tot doel had dat [naam 6] zijn ‘Maleisië business’ zou meenemen naar de nieuwe onderneming en dat erover werd gesproken dat [naam 6] ‘de grote accounts af[gaat]’ om handel te genereren duidt hier niet noodzakelijk op, en [X c.s.] heeft gemotiveerd betwist dat hiervan sprake is geweest. Volgens [X c.s.] gingen deze plannen allemaal over de situatie nadat [naam 6] bij Blue Roots in dienst zou zijn getreden, althans bij Lionex weg zou zijn, sterker: volgens [X c.s.] heeft [naam 6] bedongen dat hij na zijn vertrek bij Lionex een overgangsperiode van drie maanden in acht zou nemen voordat hij (ten behoeve van Blue Roots) in de markt actief zou worden, en is tot 1 juni 2013 zijn komst naar Blue Roots ook niet buiten kleine kring bekend gemaakt. [X c.s.] verwijst hiervoor naar MT-notulen van Wood Trading van 3 juni 2013, waarin is beschreven dat [naam 6] in de week van 17-23 juni 2013 in Nederland zal zijn en tijdens dit bezoek een select aantal (grote) klanten zal inlichten over zijn betrokkenheid bij Blue Roots. ‘Alhoewel de tamtam zijn werk wel zal doen, is het niet de bedoeling nu al grote ruchtbaarheid te geven aan [ [naam 6] ]s nieuwe werkzaamheden’, aldus deze notulen. Lionex heeft daartegenover geen enkel concreet bewijs gepresenteerd waaruit blijkt dat iets anders de bedoeling was, of dat het anders is gebeurd. De door Lionex gestelde schade vanwege het (enkele) feit dat [naam 6] c.s. in hoedanigheid van Lionex-werknemer of althans tijdens dienstverband met Lionex zelf klanten zou hebben benaderd en behoeve van Blue Roots en de vertrouwensbreuk tussen Lionex en haar klanten die daardoor zou zijn ontstaan, heeft zich in werkelijkheid niet voorgedaan.
Niet bediende Lionex-klanten.Lionex stelt ook schade te hebben geleden door het enkele feit dat [naam 6] c.s. haar klanten heeft benaderd, ongeacht het resultaat daarvan c.q. of Blue Roots die klanten vervolgens ook heeft gecontracteerd. Zoals hiervoor (10.105) overwogen heeft Lionex niet aannemelijk gemaakt dat [naam 6] c.s. in zijn hoedanigheid van Lionex-werknemer of anderszins tijdens dienstverband met Lionex, zelf ten behoeve van Blue Roots Lionex-klanten heeft benaderd. Als [naam 6] c.s. ten behoeve van Blue Roots (en dus, zie hiervoor, ná het dienstverband met Lionex) zonder succes Lionex-klanten heeft benaderd, dan ziet het hof niet in dat en hoe dit tot schade voor Lionex zou hebben kunnen leiden. Dat zou natuurlijk anders zijn als die benadering bijvoorbeeld (mede) een kwaadspreken over Lionex of iets dergelijks inhield, maar daarover heeft Lionex niets gesteld.
11.Schadevergoedingszaak: schadebepaling
- Zou [naam 6] c.s. of sommigen van hen bij Lionex zijn vertrokken ?
- Zo ja (ongeveer) wanneer?
- Zo ja, zou [naam 6] c.s. of sommigen van hen Lionex dan ook, al dan niet in samenwerking met [Y c.s.], maar dan op niet-onrechtmatige wijze, concurrentie hebben aangedaan?
- Welke vorm zou die naar Maleisisch recht niet-onrechtmatige concurrentie hebben aangenomen en wat zouden de gevolgen daarvan zijn geweest voor Lionex?
Voor het antwoord op deze vragen is niet slechts van belang wat naar Maleisisch recht – als het gaat om het plannen maken over, voorbereiden en opzetten van een concurrerende onderneming door/met een bestuurder/werknemer – in z’n totaliteit ongeoorloofd is, maar evengoed wat in dit opzicht wél geoorloofd is c.q. zou zijn geweest. Het hof zal de zaak voor dit doel naar de rol verwijzen voor akte door beide partijen. Bij antwoordakte zullen partijen op elkaars aktes mogen reageren.
12.Beslissing
- Verwijst de zaak naar de rol van 1 april 2025 voor akte van beide partijen voor het hiervoor in hoofdstuk 11 vermelde doel; op de rol van vier weken nadien mogen partijen bij akte op elkaars aktes reageren;
- Houdt iedere verdere beslissing aan.