In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de naheffingsaanslagen fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd. De belanghebbende, een houder van een Volkswagen Golf, had bezwaar gemaakt tegen de rekeningen voor de fijnstoftoeslag, maar de inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk en handhaafde de naheffingsaanslagen. De Rechtbank Den Haag had de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
De inspecteur had op basis van de Wet motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet mrb) naheffingsaanslagen opgelegd, omdat er geen waarde voor fijnstofuitstoot in het kentekenregister was geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor het leveren van tegenbewijs bij de belanghebbende lag. Het Hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat belanghebbende niet had aangetoond dat haar auto minder vervuilend was dan de wettelijke norm. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van misbruik van recht, ondanks dat belanghebbende herhaaldelijk rechtsmiddelen had ingesteld tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslagen.
De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de Rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.