In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis. De eiseres, Spóldzielnia Mleczarska Mlekovita, gevestigd in Polen, had een vordering ingediend tegen Farmel Dairy Products B.V., gevestigd in Emmeloord, naar aanleiding van een arbitrale procedure waarin Mlekovita was veroordeeld tot schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van een koopovereenkomst voor melkpoeder. Mlekovita vorderde vernietiging van het arbitraal vonnis, stellende dat het scheidsgerecht zijn opdracht niet had nageleefd en dat het vonnis niet met redenen was omkleed, alsook dat het in strijd was met de openbare orde. Het hof heeft de vordering tot vernietiging afgewezen, oordelend dat de ingeroepen vernietigingsgronden niet opgingen. Het hof benadrukte dat de rechter terughoudend dient te zijn bij het toetsen van arbitrale vonnissen en dat een vernietigingsprocedure niet mag worden gebruikt als een verkapt hoger beroep. Het hof concludeerde dat Mlekovita niet had aangetoond dat het scheidsgerecht essentiële stellingen had gepasseerd of dat er sprake was van een ernstige schending van de opdracht. Mlekovita werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.