In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de waarde van een onroerende zaak voor de onroerendezaakbelastingen is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk. De Heffingsambtenaar had de waarde op 1 januari 2022 vastgesteld op € 224.000, maar belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat deze te hoog is. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Het Gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vastgesteld op € 210.000, en de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar vernietigd. Tevens is de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende in bezwaar, beroep en hoger beroep, en tot terugbetaling van het griffierecht.