Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
uitspraak van 21 mei 2025
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Wettelijk kader en lokale regelgeving
“Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
“Artikel 4 Belastingplicht
Feiten
“Afvalstoffenheffing
Voor wie?
Oordeel van de Rechtbank
Informatie op de website van de RBG
Voor wie? De bewoner van een woning met eigen keuken, wc en badkamer/douche.” Deze informatie is onvolledig en in die zin onjuist. Op grond van de wet kunnen namelijk niet alleen bewoners, maar ook andere gebruikers worden aangeslagen voor de afvalstoffenheffing. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser op grond van de website erop mocht vertrouwen dat de heffingsambtenaar aan hem geen aanslagen afvalstoffenheffing zou opleggen.
kanleiden tot huishoudelijke afvalstoffen, zodat de gemeente ten aanzien van het perceel een inzamelingsplicht heeft. Omdat eiser eigenaar is van een perceel dat hij gebruikt en waarvoor de gemeente een inzamelingsplicht heeft, moet hij afvalstoffenheffing betalen.[7] Of het gebruik door eiser daadwerkelijk leidt tot huishoudelijke afvalstoffen, doet niet ter zake, omdat de inzamelingsplicht – en daarmee de belastingplicht – bestaat voor ieder perceel waar huishoudelijke afvalstoffen
kunnenontstaan.[8]
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het geschil
gebruikvan een perceel is, maar
bewoningvan de op het perceel staande woning (met een eigen keuken, wc en badkamer/douche). Een gerechtvaardigd beroep op het vertrouwensbeginsel levert dit echter niet op, reeds omdat belanghebbende op basis van die onjuiste inlichting geen handeling heeft verricht of nagelaten waardoor van hem een hoger bedrag aan belasting is geheven dan hij op basis van die informatie meende als gevolg van die handeling of dat nalaten te moeten betalen (vgl. HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1654, BNB 2022/10). Ook het feit dat de Heffingsambtenaar voor de jaren 2017 tot en met 2020 geen aanslag afvalstoffenheffing heeft opgelegd, leidt niet tot een ander oordeel. De Heffingsambtenaar heeft onbestreden verklaard dat de omstandigheid dat hij belanghebbende pas vanaf 2021 in de afvalstoffenheffing betrekt niet berust op een bewuste standpuntbepaling, maar voortkomt uit een bestandscontrole die enige tijd na het overlijden van de vader van belanghebbende in 2017 heeft plaatsgevonden.