ECLI:NL:RBROT:2024:3479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/16 en ROT 23/4456
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen aanslagen afvalstoffenheffing; geen causaal verband tussen onjuiste informatie en belastingplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep over de opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing voor de belastingjaren 2021 en 2022. Eiser, eigenaar van een woning die hij in 2017 erfde, betoogde dat de aanslagen onterecht waren opgelegd, omdat hij de woning niet bewoont maar gebruikt als opslag en parkeermogelijkheid. De heffingsambtenaar had eerder het bezwaar van eiser tegen de aanslagen zuiveringsheffing gegrond verklaard, maar de aanslagen afvalstoffenheffing bleven gehandhaafd.

De rechtbank oordeelde dat de informatie op de website van de heffingsambtenaar niet zo duidelijk in strijd was met de wet dat eiser redelijkerwijs had kunnen beseffen dat deze onjuist was. Echter, er was geen causaal verband aangetoond tussen de onjuiste informatie en de renovatie van de woning, waardoor de heffingsambtenaar niet juridisch gebonden was aan de onjuiste voorlichting. De rechtbank concludeerde dat eiser als gebruiker van het perceel aan te merken was, omdat hij de woning renoveert en deze gebruikt voor opslag, wat leidt tot huishoudelijke afvalstoffen. Daarom was de aanslag afvalstoffenheffing terecht opgelegd.

De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waardoor de aanslagen in stand blijven en eiser het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/16 en ROT 23/4456

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2024 in de zaken tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en

de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep

(gemachtigde: mr. J.K. Lanser).

Procesverloop

Met de besluiten van 30 september 2022 heeft de heffingsambtenaar aan eiser aanslagen afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing woonruimte opgelegd voor de belastingjaren 2021 en 2022 voor de woning aan [adres].
Met de uitspraken op bezwaar van 22 november 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft de aanslagen zuiveringsheffing woonruimte vernietigd en de aanslagen afvalstoffenheffing gehandhaafd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar over het belastingjaar 2021 (zaaknummer ROT 23/4456) en het belastingjaar 2022 (zaaknummer ROT 23/16).
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften.
Eiser heeft een reactie op de verweerschriften en aanvullende stukken ingediend.
De beroepen zijn gevoegd behandeld op de zitting van 17 januari 2024. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar van de woning aan [adres] (hierna: de woning). Hij heeft de woning in 2017 van zijn ouders geërfd. Er woont niemand in de woning. Vanaf 29 juli 2021 wordt de woning ingrijpend gerenoveerd.
2. Eiser betoogt dat de heffingsambtenaar ten onrechte aanslagen afvalstoffenheffing heeft opgelegd. Op de website van de Regionale Belasting Groep (RBG) staat dat die heffing aan “bewoners” wordt opgelegd. Eiser gebruikt de woning niet voor bewoning, maar alleen als opslag van inboedel en verzamelingen en als parkeermogelijkheid voor zijn oldtimers en caravan. In de afgelopen vijf jaar is sporadisch een vuilniszak in de container gedaan. Het grofvuil van de renovatie wordt afgevoerd met gehuurde containers. Er is tuinafval ontstaan, omdat eiser een deel van de voortuin (snippergroen) moest teruggeven aan de gemeente.
3. Voor de beoordeling van het beroep zijn de volgende regels van belang. De gemeenteraad kan een afvalstoffenheffing instellen, die wordt geheven van degene die als eigenaar gebruik maakt van een perceel waarvoor de gemeente een inzamelingsplicht heeft. [1] De gemeente heeft een inzamelingsplicht voor ieder perceel binnen de gemeente waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. [2] De gemeente Vlaardingen heeft een afvalstoffenheffing ingesteld. [3]
Informatie op de website van de RBG
4. Het staat vast dat eiser de woning niet bewoont. Op de website van de RBG staat onder meer het volgende over de afvalstoffenheffing: “
Voor wie? De bewoner van een woning met eigen keuken, wc en badkamer/douche.” Deze informatie is onvolledig en in die zin onjuist. Op grond van de wet kunnen namelijk niet alleen bewoners, maar ook andere gebruikers worden aangeslagen voor de afvalstoffenheffing. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser op grond van de website erop mocht vertrouwen dat de heffingsambtenaar aan hem geen aanslagen afvalstoffenheffing zou opleggen.
5. Het gaat hier om algemene voorlichting over de afvalstoffenheffing. Het is belangrijk dat de heffingsambtenaar zulke voorlichting kan geven. Die voorlichtende taak zou te zeer belemmerd worden, als de heffingsambtenaar altijd juridisch zou zijn gebonden aan onjuiste voorlichting. [4] De heffingsambtenaar is alleen aan onjuiste informatie gebonden, als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de informatie niet zo duidelijk in strijd zijn met een juiste wetstoepassing, dat de belastingplichtige redelijkerwijs de onjuistheid daarvan had kunnen en moeten beseffen. Ten tweede moet de belastingplichtige op grond van die onjuiste informatie een handeling hebben verricht of nagelaten, met als gevolg dat van hem een hoger bedrag wordt geheven dan hij meende te moeten betalen als het gevolg van die handeling of dat nalaten. [5] Er moet dus sprake zijn van een causaal verband tussen de onjuiste informatie en een handeling of nalaten.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is wel aan de eerste, maar niet aan de tweede voorwaarde voldaan. De informatie dat afvalstoffenheffing wordt geheven van bewoners, is niet zo duidelijk in strijd met een juiste wetstoepassing, dat eiser redelijkerwijs had kunnen of moeten beseffen dat die informatie onjuist was. Maar eiser heeft op grond van deze onjuiste informatie geen handeling verricht of nagelaten, waardoor van hem een hoger bedrag is geheven. Uit het dossier blijkt niet van een causaal verband tussen de onjuiste informatie op de website en de renovatie van de woning en het gebruik als opslag en parkeermogelijkheid. Omdat niet aan beide voorwaarden is voldaan, geldt de hoofdregel dat de heffingsambtenaar niet juridisch is gebonden aan onjuiste voorlichting.
Aanslagen afvalstoffenheffing
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar terecht de aanslagen afvalstoffenheffing aan eiser opgelegd. Eiser woont weliswaar niet in de woning, maar is toch aan te merken als gebruiker van het perceel, omdat hij de woning renoveert en gebruikt als opslag en parkeermogelijkheid. [6] Het gebruik door eiser
kanleiden tot huishoudelijke afvalstoffen, zodat de gemeente ten aanzien van het perceel een inzamelingsplicht heeft. Omdat eiser eigenaar is van een perceel dat hij gebruikt en waarvoor de gemeente een inzamelingsplicht heeft, moet hij afvalstoffenheffing betalen. [7] Of het gebruik door eiser daadwerkelijk leidt tot huishoudelijke afvalstoffen, doet niet ter zake, omdat de inzamelingsplicht – en daarmee de belastingplicht – bestaat voor ieder perceel waar huishoudelijke afvalstoffen
kunnenontstaan. [8]
Overige onderwerpen
8. Eiser heeft in zijn beroepschrift en aanvullende stukken enkele andere onderwerpen aan de orde gesteld, zoals de WOZ-waarde van de woning, de wijze van communiceren door de heffingsambtenaar, de aangetekende verzending van stukken en een eerdere klachtprocedure bij de kantonrechter. Deze onderwerpen vallen buiten het (juridische) bereik van deze procedure, waarin het alleen gaat om de vraag of de aanslagen afvalstoffenheffing terecht zijn opgelegd. De rechtbank laat deze andere onderwerpen daarom buiten beschouwing.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de aanslagen afvalstoffenheffing in stand blijven. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.A. Brekelmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 15.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
2.Artikel 10.21, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
3.Verordening reinigingsheffingen Vlaardingen 2021 en Verordening reinigingsheffingen Vlaardingen 2022.
4.HR 26 september 1979, ECLI:NL:HR:1979:AM4918.
5.HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1654.
6.Hof Arnhem-Leeuwarden 3 oktober 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8385.
7.Artikel 4 van de Verordening reinigingsheffingen Vlaardingen 2021 en de Verordening reinigingsheffingen Vlaardingen 2022.
8.Artikel 10.21, eerste lid, van de Wet milieubeheer.