Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/565797/ HA ZA 14-542
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 20 september 2016, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016;
- het anticipatie-exploot van Capgemini van 29 november 2016;
- de memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis en voorwaardelijke incidentele vordering ex. art. 843a Rv van [appellant], met producties;
- de memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van Capgemini, met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellant], met producties;
- de akte eiswijziging van [appellant];
- het proces-verbaal van de zitting van het hof Amsterdam van 31 oktober 2019 en de daarin genoemde stukken;
- het arrest van het hof Amsterdam van 20 oktober 2020;
- de akte uitlating deskundigenonderzoek en verzoek tussentijds cassatieberoep zijdens Capgemini van 15 december 2020;
- het tussenarrest van het hof Amsterdam van 22 december 2020, waarin is bepaald dat tussentijds cassatieberoep kan worden ingesteld tegen het arrest van 20 oktober 2020;
- de brief van de griffier van het hof Amsterdam van 27 januari 2021, waarin is opgenomen dat het hof geen aanleiding ziet het verzoek tot het openstellen van tussentijds cassatieberoep, toe te wijzen;
- de rolbeslissing van het hof Amsterdam van 9 februari 2021 waarin het hof heeft uiteengezet dat geen verlof voor het tussentijds cassatieberoep is verleend;
- het arrest van het hof Amsterdam van 23 maart 2021, waarin is bepaald dat tegen het arrest van 22 december 2020 tussentijds cassatieberoep kan worden ingesteld;
- het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2022 en de daarin genoemde stukken;
- het arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de memorie na verwijzing van [appellant];
- de memorie na verwijzing van Capgemini;
- de producties 62 en 63 die Capgemini ten behoeve van de hierna te noemen mondelinge behandeling bij het hof heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
het voornemen heeft capaciteit op het terrein van business consultancy en applicatieontwikkeling bij Capgemini in te huren;
, kwaliteit is een verantwoordelijkheid van Capgemini en deze wat dat betreft een vetorecht."
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beslissingen van het hof Amsterdam en de Hoge Raad
7.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding, nog te bespreken onderwerpen
high quality softwarete leveren, bestaande uit verschillende lagen, gemakkelijk te onderhouden en gemakkelijk aan te passen en uit te breiden.
Fraanje/Alukonis het volgende af te leiden:
high quality softwarevolgens de door Equihold te formuleren eisen
.Ook wanneer Capgemini te laag gekwalificeerd personeel zou hebben ingezet, is die kernprestatie daardoor niet blijvend onmogelijk geworden.
Van der Gun/Farmexaan de orde was. [7] In die zaak ging het om een overeenkomst van aanneming van werk, waarbij volgens de overeenkomst de verschuldigde prestatie met de oplevering definitief is verricht. Bij de uitvoering van de overeenkomst tussen Equihold en Capgemini ontbreekt nu juist dat element. Van een definitieve oplevering van een vooraf beschreven (eind)product is nooit sprake geweest. Veeleer was de oplevering van een bepaalde versie van de software het vertrekpunt voor de verdere ontwikkeling van een volgende versie op basis van afzonderlijke opdrachten op grond van de Raamovereenkomst.
Fraanje/Alukonmoet worden aangenomen dat Capgemini in verzuim is geraakt door de aanhoudende reeks van klachten over de werking van de software en vanaf 2010 over de gebreken in de broncode, in combinatie met de weigering van Capgemini om de geconstateerde problemen te erkennen en op te lossen. Hij wijst in dat verband op 12 omstandigheden (randnummer 3.8 memorie na verwijzing). Het hof volgt hem daarin niet.
Fraanje/Alukononder meer dat de rechter een redelijke oplossing moet zoeken naar gelang hetgeen in de omstandigheden van het geval van partijen kan worden verwacht. Dat gegeven doet op zichzelf niet af aan de functie van een ingebrekestelling: aan de wederpartij moet duidelijk zijn dat van haar wordt verwacht haar prestatie aan te passen omdat de schuldeiser anders zijn toevlucht zal zoeken tot de in de wet geregelde remedies. Met name dit laatste aspect ontbreekt in de door [appellant] genoemde feiten.
nietvolgens de RUP-methodiek werd gewerkt en dat wel van een duidelijk gespecificeerd eindproduct sprake was.
schuldeisersverzuim is komen te verkeren. Daaraan legt hij ten grondslag dat Equihold de rekening niet kon voldoen omdat Capgemini geen deugdelijke software had opgeleverd. Anders dan [appellant] voorstaat, kan echter niet worden aangenomen dat een gebrek aan liquide middelen rechtvaardigt aan te nemen dat de niet-nakoming door Equihold (de niet-betaling van de facturen) het gevolg is van een beletsel aan de zijde van Capgemini. De succesvolle verkoop aan derden van de sportapplicatie was immers geen voorwaarde voor betaling en tussen de uitvoering van de overeenkomst en het genereren van winst door Equihold bestaat daarom niet een voldoende nauw verband om aan te nemen dat de niet-betaling het gevolg is van het handelen van Capgemini zelf.
achterstandis verhoudt zich slecht tot het inroepen van een opschortingsrecht (en de kenbaarheid daarvan), omdat een terecht beroep op een opschortingsrecht er immers juist toe leidt dat geen betalingsachterstand zal ontstaan.
use caseste beoordelen, de acceptatietesten uit te voeren en dat zij grote betalingsachterstanden heeft laten ontstaan.
use cases. In de memorie van antwoord (en in de overige stukken die zijn genoemd in voetnoot 47 van de memorie na verwijzing) ontbreekt feitelijk iedere onderbouwing voor de stelling dat nakoming van de verbintenis van Capgemini is verhinderd door het uitblijven van de beoordeling van de
use cases(4.25 en 4.26 memorie van antwoord). Weliswaar staat het Capgemini vrij in de procedure na verwijzing deze stellingen nader te preciseren en te onderbouwen, maar uit haar onderbouwing in de eerdere processtukken en in de memorie na verwijzing is slechts af te leiden dat het handelen van Equihold leidde tot vertraging in de uitvoering van de overeenkomst. Dat Capgemini daardoor niet in staat was
high quality softwareaf te leveren, volgt er niet uit.
verhinderddoor het gestelde uitblijven van de acceptatietests. In randnummer 7.14 van de memorie van antwoord (waarnaar in voetnoot 77 van de memorie na verwijzing is verwezen) staat daarover niets. In de memorie na verwijzing voert Capgemini slechts aan dat door het uitblijven van de acceptatietests tijdsdruk is ontstaan. Dat door die tijdsdruk geen
high quality softwarekon worden geleverd, is er opnieuw niet uit af te leiden.
use caseste beoordelen en de acceptatietesten uit te voeren (randnummer 271 conclusie van repliek). Voor het eerst in deze procedure betoogt [appellant] nu na verwijzing dat Capgemini zelf in verzuim is geraakt door deze verplichting te schenden. Dat is in strijd met de tweeconclusieregel. Volgens [appellant] had Capgemini Equihold op grond van dit artikel moeten waarschuwen dat een betalingsachterstand de levering van
high quality softwarezou kunnen belemmeren. Het recht van Capgemini om haar verbintenissen op te schorten volgt echter uit de wet en artikel 3.2 van de Raamovereenkomst doet daaraan geen afbreuk. Het ligt mede daarom niet voor de hand – de tekst van artikel 3.2 duidt daar ook niet op – aan te nemen dat het uitblijven van betalingen heeft te gelden als een omstandigheid die de uitvoering van de overeenkomst belemmert en waarvoor de partij die recht heeft op betalingen dan moet waarschuwen.
8.Contractuele klachtplicht
9.Exoneratiebeding
10.Onrechtmatige daad als zelfstandige grondslag?
11.Conclusie in het principaal appel
12.Bewijs
13.Het incidenteel appel van Capgemini
De klachtplicht
14.Conclusie en proceskosten
15.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Capgemini tot op heden begroot op € 1.631,- aan griffierecht, € 94,08 aan explootkosten en € 40.410,50 aan salaris advocaat en € 178,- aan nakosten;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- veroordeelt Capgemini in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 3.108,5,- en € 178,- aan nakosten;
- bepaalt dat als Capgemini niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Capgemini de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling in het principaal appel uitvoerbaar bij voorraad.