3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende.
(i) De Gemeente exploiteerde binnen haar grenzen een haven. Sedert 1980 verhuurde zij aan Driessen een kade. Daarbij bood de Gemeente aan Driessen de mogelijkheid om tegen betaling gebruik te maken van (elektrisch aangedreven) kranen die toebehoorden aan de Gemeente.
(ii) De kranen werden bediend door personen in dienst van de Gemeente, doch de dagelijkse aanwijzingen werden verstrekt door gebruikers zoals Driessen.
(iii) Op de tussen partijen gesloten overeenkomst was een verordening van de Gemeente van toepassing. Artikel 9 van deze verordening (verder: de exoneratieclausule) hield ten tijde van het ongeval, voor zover thans van belang, het volgende in:
“De gemeente neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor de deugdelijkheid van de in deze verordening vermelde gemeentewerken of bezittingen, welke zij in gebruik geeft, noch voor haar personeel dat deze eventueel bedient. Deze gemeentewerken en bezittingen worden geacht door de aanvrager voor diens risico te worden gebruikt en het bedienend personeel wordt geacht, wat betreft de verantwoordelijkheid van de werkgever in het algemeen en bepaaldelijk bij ongelukken, in dienst te zijn van de aanvrager.
De aanvrager heeft wegens schade en ongelukken, tijdens of door het gebruik van de voormelde gemeentewerken en/of bezittingen ontstaan, geen vordering op de gemeente en vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken van wie ook, ter zake van schade en ongelukken tijdens of door het gebruik van deze gemeentewerken en/of bezittingen ontstaan.
(…).”
(iv) Op 9 april 1986 heeft zich een ongeval voorgedaan. Bij het grijpen van een volle grijper zand is de arm van de kraangiek geknikt, en is de kraan gekanteld en op een aan Driessen toebehorende trechter gevallen. Driessen heeft hierdoor schade gelede.
( v) De kraan was voorzien van een lastbegrenzer, een veiligheidsvoorziening welke ervoor zorgde dat indien een bepaald gewicht werd overschreden, de stroomvoorziening werd uitgeschakeld, waardoor hijsen onmogelijk werd.
(vi) Bij een onderzoek door de arbeidsinspectie, uitgevoerd na het ongeval, bleek dat de lastbegrenzer buiten werking was gesteld door het aanbrengen van een installatiedraad. Hierdoor was het mogelijk dat het laadvermogen van de kraan werd overschreden waardoor de giek knikte en de kraan kantelde.
(vii) Bij bedoeld onderzoek bleek bovendien dat de wielenbeveiliging, welke ervoor zorgde dat bij overbelasting de wielen niet vrij konden komen van de rails, was verwijderd.
(viii) De gemeente Stein, Elsloo en Urmond zijn in 1982 bijeengevoegd tot de nieuwe gemeente Stein. In verband daarmee heeft een bestuurlijke reorganisatie plaatsgevonden waarbij de havendienst van de Gemeente kwam te ressorteren onder het hoofd van de afdeling financiën van de Gemeente.
(ix) Van 1968 tot 1986 is [betrokkene 1] wethouder voor Openbare werken van de Gemeente geweest. Sedert 1970 was hij tevens loco-burgemeester.
(x) Vóór de gemeentelijke herindeling en de daarmee samenhangende reorganisatie bestond een afzonderlijk havenbedrijf. Daarvan was [betrokkene 2] directeur van 1968 tot 1982.
(xi) [betrokkene 2] heeft in 1969 met [betrokkene 1] gesprekken gevoerd over de capaciteit van de kraan. [betrokkene 1] heeft daarover als getuige verklaard:
“(…) Omdat tijd geld kost en de gemeente financiën moesten worden gesaneerd is er toen bekeken op was voor manier die kranen zo efficiënt mogelijk konden worden ingezet. Hoewel dit niet tot mijn taak behoorde heb ik regelmatig uit nieuwsgierigheid gevraagd hoever men met die studie was gevorderd. [betrokkene 2] vertelde toen dat hij vermoedelijk wel een oplossing wist om de capaciteit te vergroten, maar aanvankelijk wilde hij daar niet meer over zeggen. Enige tijd later zei hij tegen mij dat hij tot een bepaalde oplossing was gekomen en hij zei toen tegen mij: “zo’n draadje doet wonderen”, waarbij hij zijn handen enkele decimeters uit elkaar hield. Hij zei dat daarmee de capaciteit wel verdubbeld of verdrievoudigd kon worden. Hij heeft toen niet met zoveel woorden gezegd dat de lastbeveiliging buiten werking zou worden gesteld, maar toen ik later constateerde dat de lostijden waren verkort, vermoedde ik wel dat er iets gebeurd was waardoor de lastbegrenzer die de capaciteit tot 5000 kg moest beperken niet meer werkte, zodat de loscapaciteit verhoogd was. Dit alles speelde zich af vanaf 1969. (…).”