Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 18 juni 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Rijswijk, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
.Aan toekenning van een proceskostenvergoeding staat bovendien niet in de weg dat belanghebbende ermee heeft ingestemd dat een eventuele proceskostenvergoeding aan de rechtsbijstandverlener wordt uitbetaald (vgl. HR 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:775 en HR 16 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2770, BNB 2013/41). Hieruit vloeit naar het oordeel van het Hof voort dat, anders dan de Heffingsambtenaar betoogt, niet vereist is dat belanghebbende een feitelijke financiële betaling aan de gemachtigde doet. Evenmin is op basis van deze jurisprudentie vereist dat voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar of beroep reeds sprake is van een verplichting tot betaling van rechtsbijstandskosten door belanghebbende aan de gemachtigde, zoals de Heffingsambtenaar met zijn verwijzing naar de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland betoogt. Verder is, anders dan de Heffingsambtenaar betoogt evenmin vereist dat ten tijde van de uitspraak van de Rechtbank ook al kosten waren gemaakt voor de verleende rechtsbijstand. Tenslotte is niet vereist dat de gemaakte kosten hoger moeten zijn dan de door een Rechtbank uitgesproken proceskostenvergoeding (RvS 18 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH3232).
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 875; en
- draagt de griffier op van de Heffingsambtenaar een bedrag van € 548 aan griffierecht te heffen.