Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] Onroerend Goed B.V.,
[appellant 2] Beheer B.V.,
[appellant 3],
[appellant 4] B.V.,
[appellant 5] Holding B.V.,
[appellant 6],
[appellant 7] B.V.,
[appellant 8] Onroerend Goed B.V.,
[appellant 9],
1.De zaak in het kort
condicio sine qua non-verband te betwisten of om een toerekeningsverweer te voeren en (ii) de vermogensschade die de handelaren boven de ontvangen vergoeding zeggen te hebben geleden niet in redelijkheid aan de ACM kan worden toegerekend als een gevolg van de primaire boetebesluiten. De advocaten- en accountantskosten die dan overblijven vallen onder de finale kwijting die de handelaren met de vaststellingsovereenkomst hebben verleend aan de ACM.
2.Procesverloop in hoger beroep
- de memorie van grieven van de handelaren, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de ACM;
- de brief met bijlagen 39 tot en met 43 van de handelaren;
- de bijlagen 44 tot en met 49 die de handelaren in het geding hebben gebracht tijdens de hierna bedoelde mondelinge behandeling.
3.Feitelijke achtergrond
De werking van executieveilingen
- [appellant 1] : 701 besmette veilingen, waarvan 147 met naveiling;
- [appellant 7] : 413 besmette veilingen, waarvan 64 met naveiling.
De NMa heeft deze besluiten in maart 2012 geanonimiseerd en zonder lijsten met besmette veilingen openbaar gemaakt.
- Op executieveilingen bestond de praktijk dat handelaren OG na afloop van de inzetfase konden aangeven dat zij mee wensten te doen met de inzettende handelaar om aanspraak te maken op een deel van het plokgeld, als vergoeding voor het risico om in geval van slaglopen het pand gezamenlijk te moeten aankopen (r.o. 6.8).
- Handelaren OG hebben in voorkomende gevallen samengewerkt om de inzetprijs laag te houden, enerzijds door als groep in te zetten en anderzijds door buitenstaanders te benaderen om hen te bewegen met dit gezamenlijke bod mee te doen (r.o. 6.9).
- Dat gezamenlijk inzetten kon worden gebruikt om een beneden competitieve inzetprijs te realiseren en kon daarmee een opstap vormen naar collusie in de afmijnfase, die erop was gericht om de afmijnprijs van het betreffende pand zo laag mogelijk te houden (r.o. 6.14).
- Handelaren OG hebben bij een aantal veilingen samengewerkt om de prijsvorming op de officiële veiling te frustreren (r.o. 6.17).
- Van de 2.328 besmette veilingen die de ACM tot de overtreding heeft gerekend heeft zij bij 215 veilingen een naveiling vastgesteld, en voor de overige veilingen geen bewijs daarvan geleverd (r.o. 6.19).
- In de gevallen waarin de ACM een naveiling na afmijnen heeft geconstateerd, staat vast dat handelaren OG afspraken hebben gemaakt (dan wel hun gedrag onderling hebben afgestemd) om de afmijnprijs zo laag mogelijk te houden, hetgeen als een mededingingsbeperking naar strekking moet worden aangemerkt (r.o. 6.17 en 6.18).
- Met betrekking tot de besmette veilingen zonder bewijs van naveiling heeft de ACM echter niet aangetoond dat het gezamenlijk inzetten steeds bedoeld was om een lagere inzetprijs te realiseren of om tot collusie in de afmijnfase te komen (r.o. 6.25 e.v.).
- Die besmette veilingen zonder naveiling kunnen daarom niet worden beschouwd als een gedraging die onderdeel uitmaakt van de door ACM gestelde enkele voortdurende overtreding (r.o. 7.2).
- Wat de 215 besmette veilingen betreft waar de ACM wel bewijs van een naveiling heeft geleverd, is een nadere analyse en beoordeling vereist om te kunnen beoordelen of die een enkele voortdurende overtreding opleveren (r.o. 7.4). De ACM heeft die beoordeling niet gemaakt en wordt niet in de gelegenheid gesteld om dat alsnog te doen (r.o. 7.5).
Accountmanager Financial Restructuring & Recoverybij de Rabobank, hebben de advocaten van het collectief verwezen naar een eerdere afspraak en verzocht om gegevens en de reden omtrent de opzegging van de bancaire relatie van een aantal leden van het collectief, waaronder [appellant 1] .
”
4.Procedure bij de rechtbank
- Uit de VSO volgt niet dat de ACM de aanvullende schadevorderingen zou voldoen louter op basis van de overgelegde onderbouwing en dat de ACM geen beroep meer toekomt op het ontbreken van causaal verband tussen de herroepen besluiten en de gestelde aanvullende schade dan wel op eigen schuld van de handelaren.
- De ACM heeft niet het vertrouwen gewekt dat zij al onvoorwaardelijk het causaal verband had aangenomen tussen haar onrechtmatig handelen en de van kwijting uitgezonderde aanvullende schadeposten.
- De opzegging van de bancaire relatie door de Rabobank is het gevolg van een omstandigheid die aan de huizenhandelaren moet worden toegerekend, met als gevolg dat de vergoedingsplicht van de ACM voor de daarmee samenhangende schade vervalt.
- De schade door gederfde inkomsten kan evenmin aan de ACM worden toegerekend en is bovendien onvoldoende onderbouwd.
- De aangevoerde advocaten- en accountantskosten die dan overblijven overstijgen bij geen van de handelaren het reeds uitgekeerde bedrag aan vermogensschade van € 25.000,-.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Kern van het geschil
- enerzijds het uit artikel 6:162 BW voortvloeiende en voor
- anderzijds de in artikel 6:98 BW geregelde en voor de
Haviltex-maatstaf voor de uitleg van overeenkomsten.
noodzakelijkevoorwaarde is voor het inroepen van de uitzondering op de finale kwijting van artikel 3, maar niet een voldoende voorwaarde in die zin dat met die onderbouwing zonder meer een recht op schadevergoeding ontstaat.
condicio sine qua non-verband ofwel de toerekening naar redelijkheid, moet op grond van deze bewoording worden aangenomen dat de ACM zich het recht voorbehield om op beide punten een betwisting te doen respectievelijk een verweer te voeren.
condicio sine qua non-verband of een toerekenbaarheids- of eigenschuldverweer. Het hof volgt de handelaren niet in dat standpunt, omdat zij daarmee voorbijgaan aan het feit dat zij met de VSO recht hebben gekregen op de forfaitaire vergoeding, zonder enig bewijs of onderbouwing, van € 10.000,- ten titel van immateriële schade en van het toepasselijke bedrag uit de staffel € 17,000,-/€ 20.000,-/€ 25.000,- ten titel van vermogensschade. Zij gaan er daarmee ook aan voorbij dat de ACM op p. 5 van haar begeleidende brief van 5 oktober 2018 bij de model-VSO heeft toegelicht dat de soorten vermogensschade die in artikel 4.2 VSO van de finale kwijting zijn uitgezonderd weliswaar limitatief zijn omschreven, omdat het voor de ACM onontbeerlijk was dat geen sprake zou zijn van een
open-endeduitzondering, maar dat daar tegenover staat dat de omschrijving van de categorieën alle soorten vermogensschade omvat die de ACM tot dan toe was tegengekomen voor zover die verband hield met de vastgoedhandel. Gelet op het voorgaande staan de beperkingen die de handelaren zichzelf met het aangaan van de VSO hebben opgelegd bij de uitoefening van hun recht op aanvullende schadevergoeding niet in een onredelijke verhouding tot het voordeel van de forfaitaire vergoedingsregeling. Bij die beperkingen gaat het namelijk alleen om het volgende:
licht toe dat het uitgangspunt voor ACM is het correct afhandelen van de verzoeken om schadevergoeding. Dat betekent dat ACM bereid is schade te vergoeden voor zover ACM daarvoor aansprakelijk is gezien de vernietigde boetebesluiten; niet meer en niet minder. De maatstaf die ACM hiervoor hanteert is een redelijke inschatting hoe een rechter hierover zou oordelen. (…)(…)Advocaten stellen dat causaliteit wel duidelijk is en niet zo’n probleem zou moeten zijn. In hun ogen wellicht lastiger hoe de omvang van de schade moet worden bepaald. (…)[Vertegenwoordiger ACM, hof]
antwoordt dat advocaten hier achterstevoren beginnen; ACM begint bij het begin en de eerste vraag is die naar causaliteit. Dat is een ingewikkeld vraagstuk (…) dat per individuele zaak bekeken moet worden en gelet op de uiteenlopende situaties en omstandigheden ook per zaak verschillend kan uitpakken. Valt niet uit te sluiten dat er aansprakelijkheid van ACM kan zijn voor bijvoorbeeld beëindigen kredietrelatie door de bank, maar dat is zeker geen gegeven en moet per zaak worden bekeken. Causaal verband met ACM boetebesluit moet wel kunnen worden aangetoond en vast komen te staan. Pas als die stap gezet kan worden komt het begroten van de schade aan de orde. (…)[Advocaat, hof]
stelt "dat ACM dus aansprakelijkheid erkent".[Vertegenwoordiger ACM, hof]
stelt dat ACM aansprakelijkheid niet uit de weg gaat als die er is; als causaliteit tussen vernietigd boetebesluit en schade komt vast te staan. ACM is er niet op uit om aansprakelijkheid te ontlopen, maar ACM moet ook verantwoording kunnen afleggen voor te betalen vergoedingen uit de staatskas. (…) Dat betekent dat ACM ook niet meer zal betalen dan waartoe ACM redelijkerwijs verplicht is.[Advocaat, hof]
concludeert dat ACM aansprakelijkheid erkent als causaliteit kan worden aangetoond. Daar ziet hij goede mogelijkheden toe.”
linktussen de geleden schade en de herroepen besluiten - wat daar ook onder moge worden verstaan - en dat een opzeggingsbrief van de bank daarvoor voldoende zou zijn.
condicio sine qua non-verband te betwisten of om toerekenbaarheids- of eigenschuldverweer te voeren.
drukte mij op ons hart om met een goede onderbouwing van de claims te komen. Alleen terugloop inkomsten is niet voldoende. Er moet een duidelijke link met het besluit en/of opzegging bank zijn, bijv. herfinanciering en verkoop, dan kan ACM er wat mee”.
sans préjudice” staat en de advocaat van de ACM op p. 2 daarvan juist “benadrukt” dat aan brief en model-VSO “geen rechten kunnen worden ontleend; ACM houdt zich nadrukkelijk alle rechten en weren voor”.
voorschotop de aanvullende vermogensschade”;
- de brief van 13 december 2018 van de bestuursvoorzitter van de ACM aan de ondertekenaars van de VSO die een aanvullende schadevordering hadden ingediend, waarin die bestuursvoorzitter onder andere meldt dat die vordering “voortvarend zal worden opgepakt” en dat “[d]e ACM [ernaar streeft, hof] hierover met [de handelaar, hof] tot overeenstemming te komen”; en
- het inschakelen van een schade-expert om de aanvullende vorderingen te beoordelen.
(i) schade als gevolg van de opzegging van de bancaire relaties door de Rabobank;
(ii) gederfde winsten als gevolg van verminderde handelsactiviteiten;
(iii) advocaten- en accountantskosten.
condicio sine qua non-verband. Naast de aard van de aansprakelijkheid en van de schade zijn voor de toerekening naar redelijkheid onder andere relevant (i) de mate van objectieve voorzienbaarheid van de schade als gevolg van het onrechtmatig handelen en (ii) de vraag of een tussenkomende oorzaak kan worden aangewezen die de causale keten tussen dat onrechtmatig handelen en de gestelde schade heeft doorbroken.
[a] ten tijde van het onderzoek van de NMa waren verjaard;
[b] slechts een regionaal dan wel lokaal karakter hadden, en/of
[c] slechts een ad hoc karakter hadden.
condicio sine qua non-verband oordeelt dat in de voor hem gevoerde schadeprocedure niet aannemelijk is geworden dat de NMa, indien zij overeenkomstig het recht zou hebben beslist, voor de gevallen van gezamenlijk afmijnen met naveiling boetebesluiten wegens overtreding van artikel 6 lid 1 Mw boetebesluiten zou hebben kunnen opleggen die naar aard en omvang dezelfde schade tot gevolg zouden hebben gehad als de herroepen besluiten. Het CBb grondt dit oordeel op het feit dat de ACM in die procedure geen onderbouwing van die beboetbaarheid heeft gegeven als het gaat om de mogelijke toepasselijkheid van de door de handelaren OG ingeroepen, in artikel 7 Mw neergelegde bagatelbepaling. Volgens de handelaren heeft de herroepingsuitspraak in samenhang met dit oordeel uit de schade-uitspraak tot gevolg dat in deze zaak uiteindelijk geen enkele overtreding van de Mededingingswet is vastgesteld of rechtmatig had kunnen worden vastgesteld. Dit oordeel van het CBb kan in de onderhavige procedure niet tot een andere uitkomst leiden, omdat de ACM er terecht op wijst dat het de Rabobank bij de opzegging van de bancaire relaties niet te doen was om het gepleegd hebben van enige overtreding van artikel 6 lid 1 Mw, maar om de in de herroepen besluiten beschreven gedragingen en de concrete gevolgen daarvan voor de Rabobank en haar andere klanten.
condicio sine qua non-verband, nog niet maakt dat de gestelde schade door die opzeggingen naar redelijkheid aan die boetebesluiten kan worden toegerekend, en [accountmanager Rabobank] geen bijzonderheden noemt die dit anders zouden maken.
condicio sine quanon-verband aan te nemen (de Rabobank zou de relatie in dat geval niet hebben beëindigd als de NMa de herroepen boetebesluiten niet had genomen), maar het is geen reden om de daardoor ontstane schade naar redelijkheid toe te rekenen aan de herroepen besluiten (het tweede element van het vereiste causaal verband, zie hiervoor onder 6.2 van dit arrest). Ook als de Rabobank pas tot het inzicht is gekomen dat naveilingen schadelijk waren na de herroepen besluiten, blijft staan dat de Rabobank de relatie niet, of in ieder geval niet in de eerste plaats heeft verbroken heeft vanwege het formele punt dat de NMa een inbreuk op artikel 6 lid 1 Mw heeft vastgesteld en beboet, maar in de eerste plaats vanwege de materiële afweging dat de vastgestelde naveilingen het eerlijk verloop van de executieveilingen verstoorden, met de schadelijke gevolgen van dien voor de Rabobank, haar andere klanten en de sector (zie hiervoor onder 6.22).
condicio sine qua non-verband door de ACM.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 december 2021;
- veroordeelt de handelaren hoofdelijk in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de ACM tot vandaag vastgesteld op € 5.689,- aan griffierechten en € 18.177,- aan salaris van de advocaat, en na vandaag begroot op € 173,- aan nasalaris, te vermeerderen met betekeningskosten ad (4 handelaren x € 90,- =) € 360,- indien de handelaren veertien dagen na aanschrijving de tijd hebben gehad om alsnog in der minne aan deze kostenveroordeling te voldoen en de ACM dit arrest bij gebreke daarvan heeft moeten laten betekenen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vandaag, althans, wat de betekeningskosten ad € 360,- betreft, na de datum van betekening;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.