Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het “beroepschrift, tevens (tegen)verzoek tot erkenning buitenlands rechterlijk vonnis, tevens voorwaardelijk verzoek tot aanhouding ex art. 12 Rv, tevens voorwaardelijk verzoek tot aanhouding ex art. VI Verdrag van New York althans schorsing tenuitvoerlegging ex art. 1076 lid 7 Rv (oud) jo art. 1066 lid 2 Rv (oud)” van 6 februari 2023, waarmee NIOC in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 5 december 2022, met bijlagen;
- het verweerschrift van Crescent c.s. van 17 mei 2023, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
Gas Sales and Purchase Contract” (hierna: de GSPC) gesloten. Op grond daarvan zou NIOC bepaalde hoeveelheden aardgas gaan leveren aan CPCIL voor een periode van 25 jaar, aanvankelijk met ingang van 1 januari 2003, later met ingang van 1 december 2005. De GSPC is nadien acht keer gewijzigd door middel van twee wijzigingsovereenkomsten en zes “
side letters”. De laatste daarvan dateert van 7 juli 2004.
Procedures for Arbitration”.
quantum-fase volgen. Daarin zou de hoogte van de (schade)vorderingen van Crescent c.s. aan bod komen.
Award on Jurisdiction and Liability”. Het tribunaal bestond uit de arbiters dr. [arbiter 1], dr. [arbiter 2] en dr. [arbiter 3] (hierna: [arbiter 1] , [arbiter 2] en [arbiter 3] ). In dat vonnis (hierna: de Liability Award) heeft het tribunaal het volgende beslist: dat het scheidsgerecht bevoegd is om van de zaak kennis te nemen en dat – kort gezegd – NIOC toerekenbaar tekort is geschoten onder de GSPC en aansprakelijk is voor de door Crescent c.s. geleden schade.
NIOC’s s. 67 application stands no realistic prospect of succes”.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling van het hoger beroep
Rosneft / Yukos Capitalslechts de weigeringsgrond aan de orde was dat de buitenlandse rechter het arbitrale vonnis heeft vernietigd (art. V lid 1 onder e Verdrag van New York), terwijl zij hier andere weigeringsgronden heeft aangevoerd.
Rosneft / Yukos Capitalen de (hiervoor genoemde) daarop volgende arresten waarin de Hoge Raad het asymmetrische appelverbod heeft herhaald, volgt dat het er niet toe doet welke weigeringsgrond voor het verlenen van een exequatur wordt ingeroepen. De kern is dat de exequaturprocedure voor buitenlandse arbitrale vonnissen bij toelating van hoger beroep en cassatieberoep tegen de exequaturverlening aanmerkelijk bezwaarlijker zou zijn dan de exequaturprocedure voor binnenlandse arbitrale vonnissen; dat levert strijd op met het in art. III van het Verdrag van New York neergelegde discriminatieverbod (vgl. rov. 3.5).
- Het VN-Verdrag tegen corruptie. Daarin is bepaald dat staten elkaar bijstand verlenen bij onderzoek naar corruptie, waaronder ook in civielrechtelijke procedures. Dit kan volgens NIOC onder meer inhouden dat geen verlof wordt verleend tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis.
- Het Verdrag inzake het witwassen. Het verkregen verlof staat volgens NIOC haaks op de verplichting van een verdragsstaat om maatregelen te treffen om witwassen tegen te gaan, nu de GSPC onder invloed van corruptie tot stand is gekomen.
- Het verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie, dat de verplichting inhoudt om maatregelen te treffen tegen corruptie. Afwijzing van het verzoek tot verlof is een dergelijke maatregel, aldus NIOC.
- De rechtbank heeft art. 1075 Rv (oud) toegepast met verzuim van essentiële vormen. Meer in het bijzonder heeft de rechtbank diverse bewijsaanbiedingen gepasseerd en daarmee de beginselen van hoor en wederhoor geschonden.
- De rechtbank heeft NIOC niet in de gelegenheid gesteld een uitspraak van 8 juni 2015 van de eerste kamer van de Iraanse Hoge Raad in het geding te brengen waarin de uitspraak van de twintigste kamer van 30 september 2013 zou zijn vernietigd.
- De rechtbank heeft NIOC niet in de gelegenheid gesteld een verklaring van [arbiter 3] van 26 augustus 2014 in het geding te brengen over de collegiale besluitvorming van de arbiters.
- De rechtbank heeft het beroep van NIOC op art. 139 Iraanse Grondwet (waaruit de ongeldigheid van de arbitrageovereenkomst zou volgen) tardief geacht.
NIOC vraagt hierbij erkenning in Nederland van (de feitelijke vaststellingen zoals deze blijken uit het vonnis van de terzake bevoegde rechtbank van Teheran van 16 april 2012.”Uit dit ene zinnetje blijkt niet dat hiermee een zelfstandig verzoek bedoeld is, waarvan een separate beslissing werd gevraagd, dus los van het verweer tegen het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging. Bovendien kan bij de Nederlandse burgerlijke rechter niet als zelfstandig verzoek de erkenning van (de feitelijke vaststellingen) van een buitenlands strafvonnis worden gevraagd, al helemaal niet in een procedure waarin de betrokkenen bij deze strafzaak geen partij zijn. Dat een dergelijk verzoek niet voor toewijzing in aanmerking komt, draagt bij aan het oordeel dat noch de rechtbank noch Crescent c.s. het beroep moesten opvatten als een zelfstandig verzoek.
7.Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Den Haag van 5 december 2022;
- verklaart NIOC niet-ontvankelijk in haar zelfstandige verzoek;
- veroordeelt NIOC in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Crescent c.s. tot op heden begroot op € 4.603,-;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat als NIOC niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, NIOC de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als NIOC deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;