ECLI:NL:HR:2010:BM1679
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van een beroep tegen de tenuitvoerlegging van buitenlandse arbitrale vonnissen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek tot tenuitvoerlegging van vier Russische arbitrale vonnissen. De verzoekster, OAO Rosneft, had cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, die de tenuitvoerlegging van deze vonnissen had goedgekeurd. Yukos Capital, de verweerster, had op haar beurt een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De kern van de zaak draaide om de vraag of Rosneft ontvankelijk was in haar cassatieberoep, gezien de bepalingen van het Verdrag van New York van 10 juni 1958, dat de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse arbitrale vonnissen regelt.
De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep van Rosneft niet-ontvankelijk was. De Raad stelde vast dat de procedure voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse arbitrale vonnissen niet aanmerkelijk bezwaarlijker mag zijn dan die voor binnenlandse vonnissen, zoals vastgelegd in artikel III van het Verdrag van New York. De Hoge Raad concludeerde dat het openstellen van hoger beroep en cassatieberoep tegen de verlening van exequatur voor buitenlandse arbitrale vonnissen in strijd zou zijn met dit discriminatieverbod. Dit zou de procedure voor buitenlandse vonnissen aanzienlijk zwaarder maken dan voor binnenlandse vonnissen, wat niet is toegestaan onder het verdrag.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de procedurele voorwaarden voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse arbitrale vonnissen in overeenstemming te brengen met de beginselen van het internationale privaatrecht. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan Rosneft opgelegd, die tot op dat moment waren begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.