Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
uitspraak van 11 december 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Proceskosten
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 4 mei 2023, waarin de waarde van een onroerende zaak voor de WOZ is vastgesteld op € 228.000. De Heffingsambtenaar van de gemeente Capelle aan den IJssel had deze waarde vastgesteld op 1 januari 2020. Belanghebbende, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd afgewezen. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Tevens werd de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, terwijl de Heffingsambtenaar incidenteel hoger beroep heeft ingesteld tegen de toekenning van de immateriële schadevergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2024 is alleen de gemachtigde van belanghebbende verschenen. De Heffingsambtenaar was niet aanwezig, ondanks een uitnodiging. Het Hof heeft geoordeeld dat het incidentele hoger beroep van de Heffingsambtenaar niet-ontvankelijk is, omdat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, waarbij de proceskostenvergoeding is gematigd op grond van artikel 2, lid 2, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, omdat belanghebbende slechts gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. De uitspraak van het Hof is op 11 december 2024 gedaan.