Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 13 april 2023
[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
- Op de facturen wordt als omschrijving vermeld: overname inventaris. Niet duidelijk is geworden waar deze inventaris uit bestaat.
- [Aandeelhouder] heeft 4 kwitanties opgestuurd van 4 deelbetalingen waarmee het volledige bedrag voldaan zou zijn.
- De verkoop van de inventaris is door twee verschillende BV’s in rekening gebracht. Er zijn 3 verschillende facturen en één creditfactuur met verschillende data.
- Op de facturen wordt gevraagd de betaling over te maken op een bank rekening. Volgens de kwitanties is er contant betaald.
- [Aandeelhouder] geeft verder aan dat de contante betalingen zijn gedaan met geld verkregen door twee grote feesten waarbij de gasten gemiddeld € 500 euro per gezin hebben gegeven. Bescheiden die dit staven zijn niet overlegd.
Conclusie:
Artikel 1. Over te nemen activa
Artikel 2. Prijs
Artikel 3. Betaling
Hof:2022]” heeft de Inspecteur verzocht om uitstel voor het indienen van het verweerschrift. Het verzoek vermeldt onder meer:
Oordeel van de Rechtbank
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
- Uit aankoopfacturen blijkt dat de desbetreffende inventaris is aangekocht door [G B.V.] . Dit is een andere belastingplichtige dan [C B.V.] . Omdat [G B.V.] de inventaris heeft aangeschaft, heeft zij de macht om als eigenaar over de goederen te beschikken. Dit brengt mee dat het niet mogelijk is dat [C B.V.] de inventaris heeft overgedragen aan belanghebbende. Gesteld noch gebleken is dat [G B.V.] de goederen heeft overgedragen aan [C B.V.] ;
- [C B.V.] heeft geen omzetbelasting ten bedrage van € 15.750 voldaan over de verkoop van inventaris. Dit wordt ondersteund door de aangiften vennootschapsbelasting van [C B.V.] over de jaren 2012 en 2013 en de bevindingen van een controleambtenaar naar aanleiding van een onderzoek bij [C B.V.] ;
- Uit de aangiften vennootschapsbelasting van [C B.V.] over de jaren 2012 en 2013 blijkt ook niet dat [C B.V.] inventaris heeft aangekocht of verkocht. Dit blijkt evenmin uit de financiële administratie van [C B.V.] ;
- Uit een tot de gedingstukken behorend factuuroverzicht volgt dat [G B.V.] in 2009 een bedrag van € 99.293 heeft betaald voor de aankoop van de inventaris. Hiervan heeft een bedrag van in totaal € 29.500 betrekking op bemiddelingskosten. Dit betekent dat [G B.V.] de inventaris heeft aangeschaft voor € 69.793. Het is niet aannemelijk dat belanghebbende een hoger bedrag zou betalen dan de oorspronkelijke aanschafwaarde. Daarbij geldt bovendien dat een deel van de door [G B.V.] aangekochte inventaris al tweedehands was;
- Een bedrag van € 75.000 is onwaarschijnlijk hoog voor een overname van inventaris van een winkel voor mobiele telefoons en accessoires;
- Op het moment van uitreiking van de factuur van [C B.V.] op 5 juli 2013 zouden volgens belanghebbende al drie deelbetalingen zijn gedaan voor in totaal € 75.000. De factuur vermeldt echter een totaal te betalen bedrag van € 90.750. Het is ongebruikelijk dat op de factuur geen rekening wordt gehouden met reeds gedane betalingen;
- De verklaring van [H] (destijds de enig aandeelhouder van [C B.V.] ), dat de factuur van [C B.V.] contant is betaald door belanghebbende is niet geloofwaardig omdat [H] de schoonzus was van de enig aandeelhouder van belanghebbende;
- Er zijn drie verschillende facturen en een creditfactuur met verschillende data opgesteld;
- Belanghebbende heeft niet aangetoond op welke wijze zij een bedrag van € 90.750 heeft kunnen betalen. De verklaring van de aandeelhouder van belanghebbende dat (een deel van) het bedrag is betaald met geldelijke giften die zij heeft gekregen in verband met een feest ter ere van het feit dat haar dochter een maand oud werd, is niet aannemelijk;
- De deelbetalingen die belanghebbende heeft gedaan, te weten drie betalingen van € 25.000 en een betaling van € 15.750, komen niet overeen met hetgeen over de betaling is afgesproken in de “overeenkomst verkoop activa”;
- De vier kwitanties die belanghebbende heeft overgelegd met betrekking tot de vier deelbetalingen zijn niet geloofwaardig. De kwitanties bevatten een stempel van [E B.V.] (niet zijnde belanghebbende). Het op de kwitanties genoemde vestigingsadres is het vestigingsadres van [C B.V.] . De naam van degene die de paraaf heeft gezet is niet vermeld.
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behalve de beslissingen over de vergrijpboete, de proceskostenveroordeling en de vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht;
- verklaart het incidenteel hoger beroep tegen de beslissing van de Rechtbank over de vergrijpboete niet-ontvankelijk;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag met een bedrag van € 15.750 tot € 10.191;
- veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.674;
- draagt verweerder op het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 548 aan belanghebbende te vergoeden.