Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 26 november 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Beoordeling van het geschil
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de 30%-regeling voor een belanghebbende afkomstig uit India. De belanghebbende had met een studentenvisum in België gestudeerd en was daarna naar Nederland gekomen onder de regeling 'zoekjaar afgestudeerden' om een baan te vinden. Hij heeft enige tijd als uitzendkracht gewerkt en later een arbeidsovereenkomst gesloten. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft het verzoek van de belanghebbende om toepassing van de 30%-regeling afgewezen, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij als ingekomen werknemer kwalificeert. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet kon aantonen dat hij bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met de werkgever op 8 maart 2021 buiten Nederland woonde. De belanghebbende had zich op 4 november 2020 ingeschreven in de basisregistratie personen en beschikte over een Nederlandse bankrekening. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende de intentie had om zich voor langere tijd in Nederland te vestigen, wat leidde tot de conclusie dat hij ten tijde van de arbeidsovereenkomst al inwoner van Nederland was. Hierdoor voldeed hij niet aan de voorwaarden om als ingekomen werknemer te worden aangemerkt voor de 30%-regeling. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.