Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
[appellant 3],
1.Stichting Leger Des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid, Raad voor de Kinderbescherming),
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaardingen van 5 oktober 2022, waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2022;
- de memorie van grieven van [appellant 1] c.s.;
- de memorie van antwoord van het Leger des Heils;
- de memorie van antwoord van de Staat;
- de akte van de Staat, ingezonden 21 mei 2024, met daarbij productie 11;
- de akte van [appellant 1] c.s., ingezonden 4 juni 2024, met daarbij producties L tot en met Y.
3.Feitelijke achtergrond
- Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat er al langere tijd sprake is van een hevige ex-partnerproblematiek tussen de ouders en van een ontwikkelingsbedreiging bij beide kinderen, onder meer bestaande uit een ernstig loyaliteitsconflict en steeds verergerende sociaal-emotionele problematiek.
- Vanaf 2010 is geprobeerd om onder meer adequaat omgangscontract tussen de vader en de minderjarige kinderen tot stand te brengen, maar de daarbij gestelde doelen zijn nog niet behaald. Het is duidelijk geworden dat de moeder niet bereid is om onverkort mee te werken aan de ingezette hulpverlening.
- De kinderrechter acht het van belang dat de minderjarigen uit de strijd van hun ouders worden gehaald, dat zij regulier contact hebben met beide ouders en dat de noodzakelijke hulpverlening ten behoeve van de minderjarigen aanstonds wordt opgestart. Een uithuisplaatsing is noodzakelijk, zodat de kinderen in een veilige omgeving goede begeleiding en behandeling wordt geboden.
- De uithuisplaatsing was noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen.
- Entréa rapporteert dat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging, maar dat er vooruitgang is. Zij wil verlenging van de uithuisplaatsing met zes maanden en wil toewerken naar een plaatsing bij moeder.
- Bij de beoordeling van de vraag of de kinderen terug kunnen naar de moeder staan de belangen van de kinderen centraal. Omdat de samenwerking met de moeder niet tot stand komt is onvoldoende duidelijk of de moeder in de opvoeding op adequate wijze kan omgaan met de achterstanden die de kinderen in hun ontwikkeling hebben. Ook is ter zitting gebleken dat de moeder een grote aversie en wantrouwen heeft tegen Entréa en niet meewerkt aan hulpverlening in het gedwongen kader. Hulpverlening in de thuissituatie komt dus niet van de grond, terwijl duidelijk is gebleken dat hulpverlening voor de kinderen noodzakelijk is om hun ontwikkelingsachterstand verder te verminderen en om hen te begeleiden na de scheiding van hun ouders.
- Door de houding van de moeder naar de hulpverlening toe wordt het vinden van een oplossing voor haar zorgen bemoeilijkt.
- Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de moeder niet open staat voor hulpverlening dan wel een zeer ambivalente houding aanneemt jegens de hulpverleners. Uit het rapport van de Raad blijkt dat de moeder op alle gebieden de hulpverlening frustreert door feitelijk niet mee te werken aan de geboden trajecten. Ze heeft geen intrinsieke motivatie, houdt zich niet aan de gemaakte afspraken en stelt zich niet leerbaar op. Zo heeft de moeder tot op heden nog niet in gesprek willen gaan met Entréa over zichzelf als opvoeder terwijl de uitnodiging daartoe er al geruime tijd ligt. Ook betrekt de moeder de kinderen in haar strijd met de hulpverlenende instanties en haar strijd met de vader. Zij laat zo zien dat zij het belang van de kinderen niet voorop kan stellen. Daardoor worden de kinderen in hun ontwikkeling bedreigd.
- Deze bedreiging kan niet op een andere manier worden weggenomen dan door middel van een ots en uithuisplaatsing. De door moeder aangedragen oplossingen acht de kinderrechter niet passend. Hoewel de kinderen op dit moment uitbehandeld zijn bij Entréa, is de kinderrechter van oordeel dat zij niet terug kunnen naar de moeder nu is gebleken dat zij niet in staat is een adequate opvoedingsomgeving te creëren die aansluit bij de behoeften en belangen van de minderjarigen. Zij hebben behoefte aan een stabiele en rustige opvoedomgeving van waaruit kan worden bekeken waar hun verdere perspectief is gelegen.
- Ondanks de diverse schriftelijke aanwijzingen, komt het Leger des Heils niet verder met de moeder. Er is geen tot weinig contact tussen de moeder en de gezinsvoogden, hoewel de gezinsvoogden proberen de samenwerking op gang te krijgen. Moeder heeft nog niet laten zien te willen werken aan de in de aanwijzingen gestelde doelen. Een belangrijk onderdeel daarvan is dat de moeder meewerkt aan de ouderbegeleiding, juist ook om zicht te krijgen op haar opvoedingsvaardigheden. Deze ouderbegeleiding is nog steeds niet van de grond gekomen. Dit staat haaks op het standpunt van de moeder tijdens de mondelinge behandeling dat zij openstaat voor ouderbegeleiding.
- Gebleken is dat de moeder ook niet meewerkt aan de door anderen geboden en te bieden hulp en adviezen. Ter illustratie hiervan noemt het Leger des Heils de indicatie voor speciaal onderwijs voor [A] . Zij loopt op school ernstig achter en krijgt niet de lesstof aangeboden die bij haar niveau behoort. De moeder weigert toestemming te geven aan de indicatiestelling voor speciaal onderwijs. Volgens de moeder gaat het goed met [A] en ter zitting verklaarde zij verbaasd te zijn over de indicatie voor speciaal onderwijs, dit terwijl al in het rapport van de Raad van 15 juli 2013 is vermeld dat speciaal onderwijs voor [A] nodig is.
- Zoals het hof al eerder in een andere procedure heeft overwogen draagt de moeder door haar houding niet bij aan het verkrijgen van informatie over haar opvoedingsvaardigheden en -inzichten en belemmert zij de beoordeling van de mogelijkheden tot aansluiting van moeder bij de behoefte van de kinderen in de thuissituatie. Dat de problematische situatie waarin de kinderen thuis verkeerden inmiddels is verbeterd, is het hof ook nu niet gebleken. Nog steeds kampen zowel [appellant 2] als [A] met een groot loyaliteitsprobleem, ook ten opzichte van elkaar. Zij hebben daarvoor hulp nodig, hulp die de moeder niet biedt.
- (p. 23, informatie van de behandelcoördinator van Entréa en de ouderbegeleider van Entréa, de heer [behandelcoördinator] , hierna: [behandelcoördinator] ) Het contact tussen Entréa en moeder verliep aanvankelijk zeer moeizaam. Verschillende ouderbegeleiders zijn ingezet om een werkrelatie met moeder te ontwikkelen. Dat lukte niet, omdat moeder zich bleef verzetten tegen inmenging van anderen. Sinds ongeveer een half jaar is ouderbegeleider [behandelcoördinator] ingezet. Op de vraag hoe het hem wel is gelukt om tot een werkrelatie met moeder te komen, heeft [behandelcoördinator] geantwoord dat het voor moeder belangrijk is dat zij zich niet aangevallen en afgewezen voelt als moeder en opvoedster. Zij heeft erkenning nodig voor haar zorg voor de kinderen en voor het feit dat zij haar kinderen oprecht mist.
- (p. 28) Gedurende de ondertoezichtstelling verschoof de problematiek van echtscheidingsproblematiek naar opvoedingsproblematiek. Omdat moeder zich hier niet in herkende ontstond er een strijd tussen moeder en de gezinsvoogden. De voogden raakten er steeds meer van overtuigd dat moeder niet beschikt over voldoende pedagogische en affectieve vaardigheden. Het was onterecht dat men alle verantwoordelijkheid van de problematiek bij moeder neerlegde. Er is te weinig vanuit een meerzijdig onpartijdig perspectief naar de problematiek gekeken.
- (p. 28) Het verwijt dat moeder met de kinderen Russisch spreekt is verwonderlijk in een multiculturele samenleving.
- (p. 28-29) Na de uithuisplaatsing bleef moeder als adequate opvoedster verdacht, ook omdat zij aanvankelijk niet meewerkte aan de ouderbegeleiding vanuit Entréa. Haar werd onder meer verweten dat zij een plaatsing van [A] op het speciaal onderwijs blokkeerde en daarmee aangaf de ontwikkelingsbehoeften van haar dochter niet te kennen en daarbij aan te sluiten. Het tegendeel blijkt echter waar te zijn. Dat [A] niet op het speciaal onderwijs thuishoort, blijkt uit de resultaten van het intelligentieonderzoek. De reden waarom zij op school niet mee kan komen is een ander dan een intellectueel probleem. Dat had moeder goed gezien.
- (p. 34) Omdat de echtscheidingsproblematiek nog steeds gaande is, is het niet ondenkbaar dat de situatie van de kinderen bij moeder in de toekomst wederom in gevaar gebracht kan worden. Een ondertoezichtstelling is dus nog steeds geïndiceerd. Vanwege de ernstig verstoorde verhoudingen tussen het Leger des Heils en moeder is het advies om een andere Jeugdbeschermingsinstantie, buiten het arrondissement, aan te wijzen voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
“relevant and sufficient”zijn [6] en de inmenging moet proportioneel zijn in het licht van het daarmee beoogde doel. In principe moet voorrang worden gegeven aan de ondersteuning van de opvoedcapaciteiten van de ouders (en dus aan hulp in het vrijwillige kader). Uithuisplaatsing is slechts aan de orde als er geen andere manier is om het kind te beschermen [7] . Daarbij geldt steeds dat de belangen van het kind
“of paramount importance”zijn
.Dit laatste volgt ook uit artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK).
“om het onderzoek, waarvoor zij immers verantwoordelijk zijn, op de hun best voorkomende wijze te verrichten” [9] . In lijn daarmee is het aan de Raad, als deskundige bij uitstek op het gebied van kinderbescherming, om te bepalen hoe hij zijn onderzoeken inricht en de daarop betrekking hebbende rapportages vormgeeft. De Raad heeft daarvoor richtlijnen en kwaliteitseisen opgesteld. In het licht van de vrijheid die de Raad als deskundige toekomt, is een onderzoek niet onzorgvuldig op de enkele grond dat dit ook op andere wijze, of met meer of andere middelen, had kunnen worden uitgevoerd. Waar het op aankomt is of de Raad heeft mogen menen zich met de uit zijn onderzoek verkregen informatie een verantwoord oordeel te kunnen vormen over hetgeen het belang van het kind vergt. Het voorgaande geldt ook als de Raad de rechter uit eigen beweging adviseert (artikel 810 lid 2 Rv), of een jeugdbeschermingsonderzoek uitvoert (artikel 3.1 Jeugdwet).
“De gezaghebbende vader is akkoord met deze aanmelding. (…) Moeder wordt door het LJ&R niet in staat geacht om in dit geval in het belang van haar dochter te handelen.”is daarvoor niet voldoende. De woordkeuze is inderdaad ongelukkig te noemen, maar uit niets blijkt dat het Leger des Heils hiermee
“gewiekst” handelde en dat het bedoeling was om het Zorg Advies Team Oost (en daarmee ook de Permanente Commissie Leerlingenzorg, hierna PCL) op het verkeerde been te zetten en hen te laten denken dat moeder uit het ouderlijk gezag was ontzet. Evenmin is sprake van dermate onzorgvuldig handelen, dat de kwalificatie onrechtmatig om die reden op haar plaats is.
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2022;
- veroordeelt [appellant 1] c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van het Leger des Heils begroot op € 3.389,-, en bepaalt dat als [appellant 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant 1] c.s. de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- veroordeelt [appellant 1] c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de Staat begroot op € 3.389,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant 1] c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan en bepaalt dat als [appellant 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant 1] c.s. de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant 1] c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.