Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
[naam 1],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- De spoedappeldagvaarding van 21 februari 2024, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het eindvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 25 januari 2024, en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 4 oktober 2023, in welk dagvaarding de grieven van [appellant] zijn opgenomen, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de Staat, met bijlagen;
- de bijlagen 39 en 40 die [appellant] bij gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
“Count 1: RCW 9A.32.030(1)(A) and RCW 10.99.020 – Murder in the First Degree – Domestic Violence”. De afkorting ‘RCW’ staat voor ‘Revised Code of Washington’. In het Affidavit staat verder onder meer vermeld dat in juni 2019 de auto van [appellant] is doorzocht, dat in de auto een handgeschreven bericht is gevonden, met daarin een verwijzing naar video’s waarin [appellant] de moord bleek te hebben bekend, en dat vlak daarna is vastgesteld dat [appellant] al in mei 2019 naar Afghanistan was gevlucht, waar hij in januari 2021 een nieuw paspoort onder een nieuwe naam zou hebben gekregen. Ook staat in het Affadavit dat op 7 juni 2019 een arrestatiebevel is uitgevaardigd.
“any person convicted of the crime of murder in the first degree shall be sentenced to life imprisonment”.
“very tortured and beaten condition”en met een gebroken tand. [appellant] zou haar hebben verteld te zijn gemarteld in de hierboven genoemde gevangenis in Afghanistan.
“as a result he is not facing a sentence of life without the possibility of parole. Under no circumstances under the statute he is charged with (RCW 9A.32.030) could a court impose life without the possibility of parole.”
“life imprisonment without the possibility of parole can be requested or imposed in this case.”
“no longer applies in the State of Washington”sinds de implementatie van de Sentencing Reform Act (SRA) in 1984, hoewel het nog wel is opgenomen in de RCW. De SRA is van toepassing op
“to all crimes committedafterJuly 1, 1984 and it clearly supersedes and replaces RCW 9A32.040”. Op grond van de SRA is het misdrijf waarvan [appellant] wordt verdacht (‘Murder in the First Degree – Domestic Violence’) een ‘level XV-offense’ zodat de ‘sentencing range’ van RCW 9.94A.510 en 9.94A.515 van toepassing is. In geen geval kan aan [appellant] de straf
“life in prison without the possibility of parole” worden opgelegd. Dat zou in strijd zijn met de SRA en het zou tot een
“automatic reversal”leiden. Bij veroordeling kan [appellant] een
‘standard range sentencing of 240 to 320 months confinement” verwachten, “
followed by a period of community custody (probation/parole) of 36 months”. [appellant]
“is automatically entitled to 36 months of community custody and does not have to request that.”
pretrial-fasehebben de Amerikaanse autoriteiten verder medegedeeld dat [appellant] gelet op de aard van de verdenking in de SCJ waarschijnlijk 2 uur per dag buiten zijn cel zal doorbrengen. Hij zal de beschikking hebben over boeken, papier en tablets (om muziek te luisteren, films te kijken en telefoongesprekken te kunnen voeren). Buiten zijn cel zal zijn bewegingsvrijheid
“only be limited to the floor or wing in which he is housed” en zal hij kunnen
“congregate with other inmates, exercise, play basketball, make phone calls, and watch television” (brief [Senior Deputy Prosecuting Attorney] 20 oktober 2023. Ten aanzien van de grootte van de cel en de persoonlijke leefruimte van [appellant] is achtereenvolgens het volgende medegedeeld:
“roughly 6 square meters”groot.
“classification requirements and population needs”.
“Given the nature of the charge Mr. [appellant] is facing, he would be placed in a single-man cell upon classification and entry into the Spokane County Jail”.
“per information conveyed by SCJ officials, Mr. [appellant] would be placed in a single-man cell upon classification and entry into the SCJ”. Herhaald wordt dat de cellen in SCJ 2 bij 3 meter, dus 6 vierkante meter groot zijn.
fase na veroordelinghebben de Amerikaanse autoriteiten medegedeeld dat [appellant] meer bewegingsvrijheid zal hebben dan tijdens zijn voorarrest. Er bestaat een ruime mogelijkheid om buiten te zijn; elke inrichting heeft een buitenruimte. Gedetineerden hebben de beschikking over boeken, sportapparaten/materiaal en tablets. Ten aanzien van de grootte van de cel waarin [appellant] zal worden geplaatst is achtereenvolgens de volgende informatie gegeven:
“roughly 5-6 square meters”.
“roughly 5-6 square meters”(ook) ziet op eenpersoons cellen, is het antwoord dat [appellant]
“would likely not have a solo cell”, maar dat dit net als in de SCJ afhangt van zijn classificatie en van de
“needs of the prison based on the inmate population”.
“4ft. by 10 ft”groot, hetgeen neerkomt op
“roughly 3.72 square meters of living space”. In de begeleidende brief van 8 januari 2024 wordt de garantie gegeven dat [appellant] na veroordeling
“will be placed in a cell with a minimum of three (3) square meters personal living space, potentially impacted only by brief, exceptional circumstances (such as relating to medical or security needs).In de brief van [Senior Deputy Prosecuting Attorney] wordt hieraan toegevoegd:
“If Mr. [appellant] (…) is moved to a smaller, non-conforming housing area, the duration would only be for as long as it takes that current situation to stabilize”. De persoonlijke leefruimte omvat een bed, een afzonderlijke zitplek, een bureau of kleine tafel en een opbergruimte voor persoonlijke spullen.
“Again, this would be greater than three square meters in space”.
“4 ft. by 10 ft.”is, oftewel 3,72 vierkante meter leefruimte. En verder: als [appellant] in een tweepersoons cel zou worden geplaatst, zou hij minstens
“78 square feet”oftewel 7,25 vierkante meter persoonlijke leefruimte hebben, of meer. De onder (3.16 sub iii) vermelde garantie wordt ook herhaald.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleidende opmerkingen
dreigendeinbreuk op zijn fundamentele rechten als bedoeld in onder meer art. 3 EVRM is voorbehouden aan de Minister. Bij een bevestigend antwoord moet het verzoek tot uitlevering worden afgewezen. Als komt vast te staan dat in de zaak waarvoor de uitlevering van de opgeëiste persoon is gevraagd, sprake is van een al
voltooideinbreuk op zijn fundamentele rechten, is het in beginsel de uitleveringsrechter die de verzochte uitlevering ontoelaatbaar moet verklaren (op de uitzondering op deze hoofdregel wordt hieronder teruggekomen, zie 6.5.).
“substantial grounds”) zijn om aan te nemen dat sprake is van een reëel risico (
“real risk”) dat uitlevering leidt tot een schending van (in dit geval) artikel 3 EVRM. De enkele mogelijkheid van een met artikel 3 EVRM strijdige behandeling (
“the mere possibility of ill-treatment”) is niet voldoende om uitlevering te verbieden [4] . Omdat artikel 3 EVRM een van de meest fundamentele rechten en een absoluut verbod op marteling of onmenselijke behandeling omvat moet het beroep op een dreigende schending met grote nauwkeurigheid (
“rigorous scrutiny”) worden beoordeeld [5] . Daarbij geldt wel dat alleen leed dat
“a minimum level of severity”heeft een schending van artikel 3 EVRM kan opleveren [6] .
- i) zijn eigen schriftelijke verklaring (zie 3.7.) en
- ii) de schriftelijke verklaring van zijn zus (zie 3.8.).
- iii) in de Pul-e-Charkhi-gevangenis werden verdachten van misdrijven tegen de staatsveiligheid/terrorisme op grote schaal gemarteld (nieuwsartikelen producties 26 en 27) en dat wisten de VS;
- iv) algemeen bekend is dat de Amerikaanse autoriteiten betrokken waren bij het reilen en zeilen van de gevangenis; zij hebben deze gebouwd en brachten er voormalige gevangenen uit Guantanamo Bay onder (nieuwsartikelen producties 28 en 29); zij hadden toen nog effectieve controle over Afghanistan;
- v) uit Amerikaanse nieuwsberichten blijkt dat de Amerikaanse justitie wist dat [appellant] in mei 2019 op het vliegtuig was gestapt, maar dat de autoriteiten het land van bestemming niet met de media deelden (nieuwsartikel productie 30); dit zou het vermoeden wettigen dat de Amerikaanse autoriteiten op zijn minst in contact stonden met de bevriende Afghaanse autoriteiten en door hen op de hoogte werden gehouden over de situatie van [appellant];
- vi) het Afghaanse regime had geen enkele reden om [appellant] vast te zetten, hetgeen ook blijkt uit het uitblijven van een Afghaanse vervolging en berechting; de enige reden voor de detentie kon de Amerikaanse strafzaak zijn. Nu de Amerikaanse autoriteiten wisten of moesten weten dat de foltering van [appellant] het vrijwel onvermijdelijke gevolg van zijn detentie in de beruchte gevangenis zou zijn, hebben de Amerikaanse autoriteiten deze bevorderd, althans uitgelokt of bewerkstelligd;
- vii) uit het dossier van de tandarts blijken de fracturen in zijn gebit (productie 39; zie ook 3.9. hierboven).
mede door toedoen van de VS en in verband met deze zaak. Daarbij weegt het hof mee dat het volgens de eigen verklaring van [appellant] zijn schoonfamilie was die hem naar die gevangenis heeft gebracht. Niet duidelijk is ook wat het belang van de VS zou zijn om [appellant] daar lange tijd in de gevangenis te laten zitten en te laten martelen, in plaats van hem direct te laten overbrengen naar de VS. Zij wilden hem immers juist berechten voor de moord op zijn vrouw. Van een politieke strafzaak is verder geen sprake; [appellant] wordt niet verdacht van een terroristisch of politiek delict. De stelling dat de indruk bestaat dat de VS dachten “dat hij daar wel goed zat” is speculatief.
‘a sentence of life imprisonment without parole would be imposed on him”en in fase 2 is het aan de verzoekende staat om aan te tonen dat er een mechanisme bestaat voor herziening die kan leiden tot invrijheidsstelling. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de vraag hoe deze twee fases/stappen precies moeten worden uitgelegd. Volgens de Staat is voldoende dat de VS de garantie hebben gegeven dat de rechter in de VS géén
“life imprisonment without parole”kan opleggen. Volgens [appellant] moet echter al in fase 1 worden nagegaan of, als een levenslange gevangenisstraf als zodanig wel tot de mogelijkheden behoort, ‘parole’ niet alleen
de iure(op papier) maar ook
de facto(in de praktijk) mogelijk is en of er dus daadwerkelijk een perspectief op in vrijheidsstelling bestaat. [appellant] stelt, onder verwijzing naar producties, dat dit laatste niet het geval is.
“shall be sentenced to life imprisonment”) verplicht moet worden opgelegd en dus ‘mandatory’ is. De Staat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dit artikel is vervallen met de inwerkingtreding van de SRA in 1984 en dat het abusievelijk nog in het uitleveringsverzoek is vermeld. Op zich merkt [appellant] terecht op dat het vreemd is dat zo’n fout wordt gemaakt en dat dit pas na 2 jaar wordt ontdekt, maar daar staat tegenover dat de Amerikaanse autoriteiten expliciet en in niet mis te verstane woorden hebben verklaard dat het artikel
“no longer applies”(zie hierboven 3.12.). Er is aldus geen reden waarom niet op die verklaring zou kunnen worden vertrouwd. Hier komt bij dat ook in de door [appellant] zelf overgelegde productie 40 staat dat ‘life imprisonment’ de maximale gevangenisstraf is bij ‘Murder in the First Degree’; dus niet de enig mogelijke straf.
kanopleggen voor een feit als waarvan [appellant] wordt verdacht, betekent nog niet [appellant] ook een
reëel risicoloopt dat die straf in zijn geval daadwerkelijk zal worden opgelegd. Het was aan [appellant] om dit reële risico voldoende aannemelijk te maken. Bij gebreke van nadere informatie – bijvoorbeeld voorbeelden van eerdere soortgelijke zaken waarin steeds levenslang is opgelegd – kan het hof niet concluderen dat dit reële risico bestaat.
“the time and extent of restriction; freedom of movement and adequacy of out-of-cell activities; and general appropriateness of the detention facility”.
“would be placed in a single-man cell upon classification and entry into the SCJ, considering the nature of the criminal charge with which he faces”Met de Staat en anders dan [appellant] is het hof van oordeel dat deze mededeling een concrete, op [appellant] gerichte toezegging bevat dat hij tijdens het voorarrest alleen op een cel zal worden geplaatst. Zoals de Staat terecht opmerkt is het woord “would” te verklaren doordat deze plaatsing afhangt van de vraag of hij daadwerkelijk wordt uitgeleverd (“if extradited, he would…”). Er is geen reden om niet op deze mededeling te vertrouwen. De gegeven informatie is steeds specifieker geworden, naarmate ook de vragen specifieker werden. Dat in het eerdere bericht van 30 oktober 2023 nog stond dat het antwoord op de vraag (in het algemeen) of in de cellen van SJC één of twee gedetineerden worden geplaatst, mede afhankelijk is van ‘population needs’, doet daarom niet af aan deze latere, specifiek op [appellant] gerichte toezegging. [appellant] zal onder deze garantie worden uitgeleverd. Er moet aldus op worden vertrouwd dat de VS deze garantie zullen nakomen, zodat geen sprake is van een dreigende schending van artikel 3 EVRM.
“potentially impacted only by brief, exceptional circumstances (such as relating to medical or security needs)”. Met de Staat is het hof van oordeel dat ook dit een voldoende concrete, op [appellant] gerichte garantie is. De stelling van [appellant] dat de garantie niet bevoegd is gegeven, slaagt niet. De garantie is doorgestuurd door de US Department of Justice van Washington en daarmee afkomstig van een bevoegde autoriteit. Deze persoonlijke garantie gaat boven de algemene detentieomstandigheden, zodat de stellingen van [appellant] over het algemene probleem van overbevolking in zoverre niet relevant zijn. De uitzonderingsclausule is ook niet te vaag. Er is geen reden om te vrezen dat ook de door [appellant] genoemde overbevolking daaronder valt. Als die overbevolking inderdaad zo structureel is als [appellant] stelt, is geen sprake van
“brief and exceptional circumstances”. Uitgangspunt is dus dat [appellant] minstens 3 vierkante meter persoonlijke leefruimte zal hebben. Voor zover nog van belang geldt dat daarnaast vaststaat dat hij de beschikking zal hebben over boeken, sportmateriaal en tablets, dat hij veel bewegingsvrijheid zal hebben en dat hij elke dag ook enige tijd in de buitenlucht zal mogen verblijven. Van een reëel risico op een dreigende schending van artikel 3 EVRM is ook daarom geen sprake.
.De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals gevorderd.